In het Performance-scherm kunt u een performance selecteren om op het toetsenbord te spelen, of de performance-instellingen wijzigen om de performance aan te passen.
- Druk op de knop [PERFORMANCE].
- Tik op het pictogram
(Home)

Toont de naam van de geselecteerde performance.
Als u op de naam tikt, wordt het contextmenu voor Category Search, Edit en Property geopend.
In de bedieningsmodus ziet u hoe u de Performance kunt wijzigen.
| Mode (modus) | Omschrijving |
|---|---|
| Dit pictogram geeft aan dat u de Performance kunt wijzigen in de volgorde die als standaard wordt weergegeven in het scherm Category Search, met behulp van de datadraaiknop, [INC/YES]-knop, en [DEC/NO]-knop. | |
| Dit pictogram geeft aan dat u de Performance kunt wijzigen in de volgorde van Live Set-sleuven die worden weergegeven in het geselecteerde scherm Live Set, met behulp van de datadraaiknop, [INC/YES]-knop, en [DEC/NO]-knop. |
U kunt de status van de performance controleren met de volgende vlaggen.
Er wordt een ster weergegeven wanneer u de schakelaar Favorite inschakelt. Dezelfde ster wordt getoond op het scherm Performance Category Search.
De blauwe vlag wordt getoond als u een parameter in de Performance wijzigt. De vlag voor bewerken wordt uitgeschakeld als u de instellingen opslaat met de [STORE]-knop.
De performance-attributen worden weergegeven.
| Attribuut | Omschrijving |
|---|---|
| Performances met gebruik van de AWM2-soundengine. | |
| Performances met gebruik van de FM-X-soundengine. | |
| Uitvoeringen met gebruik van een FM-X-partij die de Smart Morph-informatie bevat. | |
| Performances met gebruik van de AN-X-soundengine. | |
| Uitvoeringen met gebruik van een AN-X-partij die de Smart Morph-informatie bevat. | |
| Performances met Motion Control. | |
| Performance die Seamless Sound Switching ondersteunen. |
* Performances waarbij meerdere typen soundengines worden gecombineerd, worden aangegeven met het teken "+".
Toont de golfvorm van de Main L&R-uitvoer.
Wanneer de cursor op de Performance Name of op partijen 1 t/m 8 staat, wordt de status voor partijen 9 t/m 16 weergegeven.
Wanneer de cursor op partijen 9 t/m 16 staat, wordt de status voor partijen 1 t/m 8 weergegeven.
Er wordt niets getoond als de partijen 9 t/m 16 niet worden gebruikt.
In dit weergavegebied worden verschillende parameters weergegeven afhankelijk van de Display Mode (Weergavemodus).
Type en categorie van de partij, of de naam van de partij worden weergegeven.
U ziet het contextmenu voor Category Search, Edit, Copy en Property wanneer u op de naam van de partij tikt.
Wanneer een andere partij dan partij 1 is geselecteerd en het geluid al is ingesteld voor die partij, wordt het contextmenu voor Category Search, Edit, Copy en Delete weergegeven.
Tik op [+] om een partij toe te voegen.
Keyboard Control wordt gebruikt voor het selecteren van partijen die op het toetsenbord moeten worden gespeeld.
Als Keyboard Control op On staat, kunt u tegelijkertijd partijen bespelen waarvoor Keyboard Control is ingesteld op On, als de partij is ingesteld op Common of als Keyboard Control voor de partij is ingesteld op On.
Als Keyboard Control is ingesteld op Off, kunt u de partij alleen op het toetsenbord spelen als die partij is geselecteerd. Instellingen: Off, On
Schakelt Part Mute in of uit. Instellingen: Off, On
Schakelt Partij-solo in of uit. Instellingen: Off, On
Stelt het volume van de partij in. Instellingen: 0−127
Geeft het audio-uitgangsniveau van de partij aan.
Wanneer u op [+] tikt, wordt het scherm Part Category Search of het scherm Performance Merge, zodat u een partij aan de performance kunt toevoegen.
Wanneer u de Display Mode, worden verschillende parameters weergegeven in het weergavegebied van het Home-scherm.
U kunt een andere Display Mode selecteren door de overeenkomstige weergaveknop te verplaatsen.

Hiermee opent u het Navigation-scherm.
Hiermee opent u het Fx Overview-scherm.
Hiermee opent u het Control View-scherm.
Hiermee zet u de Favorite-schakelaar aan of uit. Instellingen: Off, On
Stelt het notenbereik (laagste en hoogste noten) in voor de partij.
Als de eerste noot die is opgegeven hoger is ingesteld dan de tweede (bijvoorbeeld C5 tot C4), worden de noten in het bereik C-2 tot C4 en C5 tot G8 gespeeld. Instellingen: C−2−G8
Stelt het aanslagbereik voor de partij in. Instellingen: 1−127

Stelt het uitgangsniveau (Return Level) in van de signalen die door het Variation-effect worden verwerkt. Instellingen: 0−127
Stelt het uitgangsniveau (Return Level) in van de signalen die door het Reverb-effect worden verwerkt. Instellingen: 0−127
Stelt de pan in van de geselecteerde performance. Instellingen: L63−C−R63
Stelt het volume in van de geselecteerde performance. Instellingen: 0−127
Hiermee bepaalt u het niveau van de signalen die worden verzonden naar het Part Variation-effect (Variation-effect voor de partij). Instellingen: 0−127
Hiermee bepaalt u het niveau van de signalen die worden verzonden naar het Part Reverb-effect. Instellingen: 0−127
Stelt het droogniveau (of het niveau van de signalen die niet door het systeemeffect worden verwerkt) van de partij in. Instellingen: 0−127
Stelt de pan-positie (in het stereoveld) voor de partij in. Instellingen: L63−C−R63

Wijzigt de arpeggioselectie. Instellingen: 1−8
Wijzigt de Motion Sequence-selectie. Instellingen: 1−8
Zet Portamento aan of uit voor partijen waarvoor de Portamento Part Sw op On is ingesteld.
Deze schakelaar is gekoppeld aan de [PORTAMENTO]-knop op het bovenpaneel. Instellingen: Off, On
Stelt de tijdsduur (of snelheid) in voor de toonhoogteovergang van Portamento.
Dit wordt opgegeven als een offsetwaarde voor de Portamento time van de partij. Instellingen: −64−+63
Zet het arpeggio voor de partij aan of uit.
Als zowel Arpeggio als Arpeggio Hold zijn ingesteld op On, wordt dit weergegeven als 'Arp Hold On.' Als het arpeggio is ingeschakeld, kunt u Arp Hold in- of uitschakelen door tegelijkertijd de [SHIFT]-knop ingedrukt te houden en op de knop Arp On/Off op het scherm te tikken. Instellingen: Off, On
Schakelt Motion Sequencer in of uit voor de partij. Instellingen: Off, On
Schakelt Portamento voor de partij in of uit. Instellingen: Off, On
Stelt de tijdsduur in van de toonhoogteovergang van Portamento van de partij. Instellingen: 0−127

Stelt het MIDI-kanaal in voor invoer en uitvoer van de Part Common en de Part waarbij de Keyboard Control-schakelaar is ingesteld op ON. Instellingen: Ch1–Ch16
Verschuift de toonhoogte van de toetsen in octaven.
Dit is gerelateerd aan de knoppen OCTAVE [-]/[+] op het bovenpaneel. Instellingen: −3−+3
Verschuift de toonhoogte van de toetsen in halve noten. Instellingen: −11semi–+11semi
Voor alle noten buiten het toonhoogtebereik tussen C−2 en G8 (het bereik dat op dit instrument kan worden gespeeld), zullen de resulterende noten een octaaf hoger (of lager) klinken.
Stelt de interne toongenerator (Int) of de externe geluidsmodule (Ext) in voor het spelen op het toetsenbord. Instellingen: Int, Ext
Stelt het kanaal in voor het verzenden en ontvangen van MIDI-berichten voor de zone wanneer Part Mode is ingesteld op Internal en de Keyboard Control-schakelaar op Off staat. Instellingen: Ch1–Ch16, Off
Stelt het kanaal in voor het verzenden en ontvangen van MIDI-berichten voor de zone wanneer Part Mode is ingesteld op External. Instellingen: Ch1–Ch16
Verschuift de toonhoogte van de zone in octaven. Instellingen: −3–+0 (standaard)–+3 (in octaven)
Verschuift de toonhoogte van de zone in halve noten. Instellingen: −11−+0 (standaard)–+11

Wijzigt het geluid door de afsnijfrequentie van het filter in te stellen.
Als het laagdoorlaatfilter is geselecteerd, kunt u het geluid helderder maken door hier grotere waarden in te stellen, of donkerder door kleinere waarden in te stellen.
Dit wordt opgegeven als een offsetwaarde voor de filterafsnijfrequentie voor de partij. Instellingen: −64−+63
Voegt kenmerken toe aan het geluid door het signaalniveau dichtbij de afsnijfrequentie aan te passen.
Dit wordt opgegeven als een offsetwaarde voor de filterresonantie voor de partij.
Instellingen: −64−+63
Stelt het bereik in van de verandering van de afsnijfrequentie door de FEG.
Dit wordt opgegeven als een offsetwaarde voor de Part FEG Depth.
Instellingen: −64−+63
Wijzigt het geluid door de afsnijfrequentie van het filter in te stellen. Wanneer het laagdoorlaatfilter is geselecteerd, kunt u een helderder geluid maken door een hogere waarde voor deze parameter in te stellen, en een donkerder geluid door een kleinere waarde in te stellen.
Dit wordt opgegeven als een offsetwaarde voor de filterafsnijfrequentie die is ingesteld op het scherm Filter Type.
Instellingen: −64−+63
Voegt speciale toonvariatie toe aan het geluid door het signaalniveau dichtbij de afsnijfrequentie aan te passen.
Dit wordt opgegeven als een offsetwaarde voor de filterresonantie die is ingesteld op het scherm Filter Type.
Instellingen: −64−+63
Stelt het bereik in van de verandering van de afsnijfrequentie die wordt geregeld door de instelling Filter EG in het scherm Filter Type.
Als deze is ingesteld op 0, worden de instellingen in het scherm Filter Type gebruikt zoals ze zijn. Instellingen: −64−+63
U kunt toegang krijgen tot meer gedetailleerde informatie via het Home-scherm door de View Mode te gebruiken.
U kunt een andere View Mode selecteren door de overeenkomstige weergaveknop te verplaatsen.
Wanneer de cursor op de Performance Name staat, verandert de weergave ook als u op de knop [PERFORMANCE] drukt.
Wordt weergegeven wanneer de View Mode is ingesteld op Part Info en de huidige partij een normale partij (AWM2) is.

Schakelt het element in of uit. Instellingen: Off, On
Hiermee wordt het uitgangsniveau van het element bepaald. Instellingen: 0−127
Wordt weergegeven wanneer de View Mode is ingesteld op Part Info en de huidige partij een drumpartij is.

Hiermee wordt het uitgangsniveau van de drumtoets ingesteld. Instellingen: 0−127
Wordt weergegeven wanneer de View Mode is ingesteld op Part Info en de huidige partij een normale partij (FM-X) is.

Verandert het algoritme.
Als u op de afbeelding van het algoritme tikt, wordt het scherm Algorithm Search geopend. Instellingen: Raadpleeg de Data List.
Hiermee stelt u het feedbackniveau in. Instellingen: 0−7
Wordt weergegeven wanneer de View Mode is ingesteld op Part Info en de huidige partij een normale partij (AN-X) is.

Hiermee wordt het uitgangsniveau van de oscillator ingesteld. Instellingen: 0-511
Hiermee stelt u het ruisniveau in. Instellingen: 0-511
Hiermee opent u het scherm OSC/Tune voor Part Edit (AN-X).
Hiermee opent u het scherm Noise voor Part Edit (AN-X).
Hiermee opent u het scherm Filter Type voor Part Edit (AN-X).
Hiermee opent u het scherm Amp EG voor Part Edit (AN-X).
Wordt weergegeven wanneer de View Mode is ingesteld op Smart Morph.
De kaart wordt niet weergegeven als er geen Smart Morph-informatie is.

Wordt weergegeven wanneer de View Mode is ingesteld op Motion Seq.
Toont de lane die is ingesteld in de View Lane van de huidige partij.

Wordt weergegeven wanneer de View Mode is ingesteld op Velocity—Note.
Dit is handig voor het instellen van verschillende aanslagsnelheden bij gebruik van meerdere partijen.

Wordt weergegeven wanneer de View Mode is ingesteld op Part—Note of Part Info en de huidige partij Common is.

Wordt weergegeven wanneer de View Mode is ingesteld op Ribbon.
De lintregelaar die op het scherm wordt weergegeven, is gekoppeld aan de lintregelaar op het bovenpaneel.

Op het scherm Motion Control kunt u de Motion Control-instellingen instellen die op de gehele performance worden toegepast.
In het scherm Super Knob kunt u de waarden instellen voor het bedienen van de Super Knob.
U kunt een koppeling instellen tussen de Super Knob en alle toewijsbare knoppen.
- [PERFORMANCE] → Motion Control → Super Knob

Schakelt de Motion Sequencer voor de gehele performance in/uit.
Deze schakelaar is gekoppeld aan de [MSEQ ON/OFF]-knop op het bovenpaneel. Instellingen: Off, On
Schakelt de Motion Sequencer die wordt gebruik voor de gehele performance in/uit. Instellingen: Off, On
Hiermee stelt u het lichtpatroon van de Super Knob in. Instellingen: Off, Type 1, Type 2-1, Type 2-2, Type 3-1, Type 3-2, Type 4-1, Type 4-2, Type 5-1, Type 5-2, Type 6, Type 7-1, Type 7-2, Type 8-1, Type 8-2, Type 9, Type 10, Type 11, Type 1B, Type 2-1B, Type 2-2B, Type 3-1B, Type 3-2B, Type 4-1B, Type 4-2B, Type 5-1B, Type 5-2B, Type 6B, Type 7-1B, Type 7-2B, Type 8-1B, Type 8-2B, Type 9B, Type 10B, Type 11B, Rotary 1, Rotary 2, Rotary 3, Rotary 4, Rotary 5, Rotary 6, Rotary 7, Rotary 8, Rotary 9, Rotary 10
Stelt de Super Knob-waarde in. Instellingen: 0−1023
Hiermee stelt u de Mid-waarde in voor de Super Knob. Instellingen: Off, 1−1022
Hiermee opent u het scherm Common Edit Control Assign voor het instellen van de parameters die worden bestuurd door de Super Knob.
Stelt de corresponderende knop in die moet worden gekoppeld aan de Super Knob.
Als deze schakelaars op Off staan, heeft de werking van de Super Knob geen invloed op de parameter van de knop. Instellingen: Off, On
Toont de huidige waarden voor de toewijsbare knoppen (knoppen 1 t/m 8). Instellingen: 0−1023
Toont de waarde van de toewijsbare knoppen (knoppen 1-8) wanneer de Super Knob Value is ingesteld op 0 (of de Super Knob helemaal naar links is gedraaid). Instellingen: 0−1023
Toont de waarde van de toewijsbare knoppen (Knoppen 1−8) als de waarde van de Super Knob is ingesteld op Mid Position.
Deze parameter is niet beschikbaar wanneer Mid Position is ingesteld op Off. Instellingen: 0−1023
Toont de waarde van de toewijsbare knoppen (Knoppen 1−8) wanneer de Super Knob Value is ingesteld op 1023 (of de Super Knob helemaal naar rechts is gedraaid). Instellingen: 0−1023
Als u Value Left op een kleinere waarde en Value Right op een grotere waarde instelt, bewegen de knoppen 1-8 in dezelfde richting als de Super Knob.
Als u Value Right op een kleinere waarde en Value Left op een grotere waarde instelt, bewegen de knoppen 1-8 in de tegenovergestelde richting als de Super Knob.
In het scherm Knob Auto kunt u de Motion Sequencer voor de Super Knob (Super Knob Motion Sequencer) instellen.
U kunt de Motion Sequencer zo instellen dat de Super Knob-waarde automatisch wordt geregeld.
Er kan slechts één lane worden gebruikt door de Super Knob.
U kunt maximaal acht lanes tegelijkertijd gebruiken voor de hele performance. De lane die wordt ingesteld voor de Super Knob is echter niet een van de acht lanes waar hier naar wordt verwezen.
- [PERFORMANCE] → Motion Control → Knob Auto

Schakelt de Motion Sequencer voor de gehele performance in/uit.
Deze schakelaar is gekoppeld aan de [MSEQ ON/OFF]-knop op het bovenpaneel. Instellingen: Off, On
Schakelt de Motion Sequencer van de Super Knob in/uit. Instellingen: Off, On
Stelt knoppen in die worden beïnvloed door de werking van de Super Knob. Instellingen: Off, On
Stelt in dat de signalen worden ontvangen van de knop [MSEQ TRIGGER].
Als dit is ingesteld op On, begint de Motion Sequence pas met afspelen zodra u op de knop [MSEQ TRIGGER] drukt. Instellingen: Off, On
Wijzigt de selectie van het Motion Sequence-type. Instellingen: 1−8
Stelt in dat de veranderingen in de stapwaarde van de sequence willekeurig moeten zijn. Instellingen: 0−127
Hiermee opent u het Super Knob Motion Sequence Edit-scherm.
Selecteert de snelheid en de timing voor het afspelen van de Super Knob Motion Sequence. Instellingen: Off, Tempo, Beat
Off: Alleen de Super Knob Motion Sequencer wordt afgespeeld.
Tempo: Er wordt afgespeeld in het Performance-tempo.
Beat: er wordt synchroon met de beat afgespeeld.
Stelt de snelheid in voor het afspelen van de Motion Sequence.
Deze parameter is niet beschikbaar wanneer Super Knob Motion Sequencer Sync is ingesteld op Off. Instellingen: 0−127
Stelt de vertragingstijd in voor het starten van het afspelen van de Motion Sequence wanneer Sync is ingesteld op Off. Instellingen: 0−127
Stelt de tijd in voor het bereiken van de maximale amplitude van de Motion Sequence wanneer Sync is ingesteld op Off. Instellingen: 0−127
Stelt het percentage in voor het uitrekken of comprimeren van de afspeeltijd van de Super Knob Motion Sequencer.
Deze parameter is beschikbaar wanneer Super Knob Motion Sequencer Sync is ingesteld op iets anders dan Off. Instellingen: 50%–6400%, Common
200%: de afspeeltijd wordt verdubbeld en het tempo wordt daardoor gehalveerd.
100%: de afspeeltijd blijft ongewijzigd.
50%: de afspeeltijd wordt gehalveerd en het tempo wordt daardoor verdubbeld.
Common: de waarde van Unit Multiply die is ingesteld in Common Edit, wordt toegepast.
Stelt de vertragingstijd in voor het starten van het afspelen van de Motion Sequence wanneer Sync is ingesteld op iets anders dan Off. Instellingen: 0−32
Stelt de tijd in voor het bereiken van de maximale amplitude voor de Motion Sequence wanneer Sync is ingesteld op iets anders dan Off. Instellingen: 0−32
Stelt het aanslagbereik (laagste en hoogste waarden) in voor het afspelen van de Motion Sequence. Instellingen: 1−127
Reset het afspelen van de Motion Sequence als u op een willekeurige toets op het toetsenbord drukt.
Deze parameter is niet beschikbaar wanneer Trigger is ingesteld op On. Instellingen: Off, Each-On, 1st-On
Each-On: Elke keer dat u een noot speelt, begint het afspelen vanaf het begin.
1st-On: Wanneer u een noot speelt, wordt de sequence gereset op de eerste noot en begint het afspelen vanaf het begin. Als tweede of volgende noten worden gespeeld terwijl de eerste noot wordt vastgehouden, wordt de sequence niet opnieuw gereset tot nog een eerste noot wordt gespeeld.
Stelt de Motion Sequence in op afspelen in een loop (herhalingen) of eenmalig afspelen. Instellingen: Off, On
Geeft het beginpunt op voor afspelen in een loop van de Motion Sequence. Instellingen: 1−16 (moet lager zijn dan de instelling Length)
Stelt de lengte van de Motion Sequence in. Instellingen: 1−16 (moet hoger zijn dan de instelling Loop Start)
Stelt de lengte in van een stap in de Motion Sequence (als nootwaarde). Instellingen: 60, 80, 120, 160, 240, 320, 480
Het instellingenscherm voor de Super Knob Motion Sequencer.
U kunt een sequence maken van maximaal zestien stappen.

Geeft het beginpunt op voor afspelen in een loop van de Motion Sequence. Instellingen: 1−16 (moet lager zijn dan de instelling Length)
Stelt de lengte van de Motion Sequence in. Instellingen: 1−16 (moet hoger zijn dan de instelling Loop Start)
Stelt de lengte in van een stap in de Motion Sequence (als nootwaarde). Instellingen: 60, 80, 120, 160, 240, 320, 480
Wijzigt de selectie van het Motion Sequence-type. Instellingen: 1−8
Stelt de polariteit van de Motion Sequence in. Instellingen: Unipolar, Bipolar
Unipolar: Alleen positieve waarden worden gebruikt voor de parameterwijziging.
Bipolar: Zowel positieve als negatieve waarden worden gebruikt voor de parameterwijziging.
Stelt de mate van veranderingen in de Motion Sequence in. Instellingen: 0−127
Stelt de geleidelijkheid van de wijzigingen in de Motion Sequence in binnen een tijdsbestek. Instellingen: 0−127
Toont verschillende taken.
Stelt de waarde in van elke stap in de Motion Sequence.
U kunt de schuifregelaars 1 t/m 8 gebruiken om de waarden voor stap 1 t/m 8 en stap 9 t/m 16 te wijzigen.
Instellingen: 0−127
Stelt het type en de richting van elke stap in de Motion Sequence in. Instellingen: A, B, Reverse A, Reverse B
Pulse B (Super Knob Motion Sequence Step Curve Type B)
Selecteert een parameterwijzigingscurve voor Pulse A en Pulse B.
Gebruik Super Knob Motion Sequence Step Type om te selecteren welke van de curvetypen u voor elke stap wilt gebruiken.
De verticale as geeft de tijd aan en de horizontale as geeft de stapwaarde aan. Instellingen: (Wanneer een vooraf ingestelde bank wordt geselecteerd) Standard, Sigmoid, Threshold, Bell, Dogleg, FM, AM, M, Discrete Saw, Smooth Saw, Triangle, Square, Trapezoid, Tilt Sine, Bounce, Resonance, Sequence, Hold, Harmonic, Steps
(Wanneer een gebruikersbank wordt geselecteerd) Init Curve 1–32
(Wanneer een bibliotheekbestand is geladen) Curven gebruikt in Library 1–24
Prm 2 (Super Knob Motion Sequence Step Curve Parameter 2)
Past de vorm van de stapcurve voor de Motion Sequence aan.
Deze instelling is mogelijk, afhankelijk van het curvetype, niet beschikbaar. Het bereik van de parameterwaarde varieert ook afhankelijk van het curvetype.
Schakelt het gebruik van de knoppen voor het regelen van de stapcurvevorm van de Motion Sequence in of uit.
Wordt alleen weergegeven als MS FX is ingesteld op On. Deze instelling is mogelijk, afhankelijk van het curvetype, niet beschikbaar. Instellingen: Off, On
Hiermee wordt de bewerkte Motion Sequence opgeslagen.
Hiermee wordt de Motion Sequence geladen.
Hiermee wordt de Motion Sequence gekopieerd.
Dit is het instellingenscherm voor de gebruikerscurve.
U kunt een lineaire curve met acht punten of een curve met acht stappen maken.

Geeft het huidige curvenummer weer. Instellingen: 1-32
U kunt de curve die u bewerkt onder een nieuwe naam opslaan.
Als u op de naam tikt, wordt het schermtoetsenbord opgeroepen, zodat u een naam kunt invoeren.
Hiermee stelt u het curvetype in. Instellingen: Linear, Step
Hiermee stelt u ingangsniveau van de curve in.
Input 1 is vastgesteld op de waarde 0.
Input 8 is vastgesteld op de waarde 1023 wanneer het Curve Type is ingesteld op Linear. Instellingen: 0−1023
Hiermee stelt u uitgangsniveau van de curve in. Instellingen: 0−1023
In het scherm Mixing kunt u de mix wijzigen door het volume van elke partij aan te passen en effectinstellingen te maken.
De instellingen in het scherm Mixing worden opgeslagen in de performance.
- [PERFORMANCE] → Mixing

Audio (Audio Switch)
Dit verandert de weergave. Instellingen: Part 1–16, Audio (Part 1–8, Audio part, Master)
Stelt de mix in voor partijen 1 tot en met 16.

De hoofdcategorie van de geselecteerde partij wordt weergegeven.
Als u op de naam tikt, wordt het contextmenu voor Category Search, Edit en Property geopend.
Wanneer een andere partij dan Part 1 is geselecteerd en het geluid al is ingesteld voor die partij, verschijnt het contextmenu voor Category Search, Edit, Copy en Delete.
Tik op [+] om een partij toe te voegen. Instellingen: Raadpleeg de Data List.
Kbd Ctrl Switch
Schakelt tussen de weergave Mute/Solo en de weergave Keyboard Control.
Solo (Part Solo)
Schakelt Mute en Solo voor de partij in of uit. Instellingen: Off, On
Schakelt toetsenbordbediening in of uit.
Voor partijen 9 t/m 16 worden de knoppen niet weergegeven, omdat Keyboard Control voor die partijen niet op On kan worden ingesteld. Instellingen: Off, On
2-band (2-band EQ Switch)
Schakelt tussen de weergave 2-band EQ en de weergave 3-band EQ van partijen 1 tot en met 16. Instellingen: 3-band, 2-band
Toont de EQ-instelling in de weergaven 3-band of 2-band.
Als u op het gebied tikt, wordt het contextmenu van Part EQ geopend.
Hiermee stelt u het niveau van de signalen van partijen 1 tot en met 16 in die worden verzonden naar het Reverb-effect. Instellingen: 0−127
Hiermee stelt u het niveau van de signalen van partijen 1 tot en met 16 in die worden verzonden naar het Variation-effect. Instellingen: 0−127
Stelt het droogniveau in (of het niveau van de signalen die niet worden verwerkt door het systeemeffect) van partijen 1 tot en met 16. Instellingen: 0−127
Stelt de panpositie in (in het stereoveld) voor partijen 1 tot en met 16. Instellingen: L63−C−R63
Stelt het volume in voor partijen 1 tot en met 16. Instellingen: 0−127
Toont het niveau voor partijen 1 tot en met 16.
Stelt de mix voor de audiopartij in.

De hoofdcategorie van de geselecteerde partij wordt weergegeven.
Als u op de naam tikt, wordt het contextmenu voor Category Search, Edit en Property geopend.
Wanneer een andere partij dan Part 1 is geselecteerd en het geluid al is ingesteld voor die partij, verschijnt het contextmenu voor Category Search, Edit, Copy en Delete.
Tik op [+] om een partij toe te voegen. Instellingen: Raadpleeg de Data List.
Main (USB Main Part)
Asgn (USB Assign Part)
AD (A/D Part)
Mst (Master)
Als u op de naam tikt, wordt het contextmenu voor Edit geopend.
Kbd Ctrl Switch
Schakelt tussen de weergave Mute/Solo en de weergave Keyboard Control.
Solo (Part Solo)
Schakelt Mute en Solo voor de partij in of uit. Instellingen: Off, On
Als u op het gebied tikt, wordt het contextmenu van Part EQ geopend.
A/D Part Reverb Send
Stelt het niveau in van de signalen die worden verzonden van de digitale partij of A/D-partij naar het reverbeffect. Instellingen: 0−127
A/D Part Variation Send
Stelt het niveau in van de signalen die worden verzonden van de digitale partij of A/D-partij naar het Variation-effect. Instellingen: 0−127
A/D Part Dry Level
Stelt het droogniveau (of het niveau van de signalen zonder het systeemeffect) van het digitale gedeelte of de A/D-partij in. Instellingen: 0−127
A/D Part Pan
Stelt de pan (locatie in het geluidsveld) van de digitale partij of de A/D-partij in. Instellingen: L63−C−R63
A/D Part Volume
USB Main Monitor Volume
USB Assign Monitor Volume
Stelt het volume voor de audiopartij in. Instellingen: 0−127
Toont de 5-bands parametrische EQ.
Als u tikt op de naam wordt het contextmenu voor Master EQ Edit geopend.
Var Return (Variation Return)
Stelt het uitgangsniveau (retourniveau) in van de signalen die door het Reverb- of Variation-effect worden verwerkt. Instellingen: 0−127
Stelt het niveau in van de signalen die worden verzonden naar het Reverb-effect. Instellingen: 0−127
Stelt het niveau in van de signalen die worden verzonden naar het Variation-effect. Instellingen: 0−127
Stelt de pan (locatie in het geluidsveld) van de performance in.
Deze parameterwaarde compenseert de paninstelling voor elke partij. Instellingen: L63−C−R63
Stelt het volume voor de performance in. Instellingen: 0−127
Digi (Digital Part Level Meter)
Main (Main L&R Level Meter)
Asgn (Assign L&R Level Meter)
AD (A/D Part Level Meter)
Toont het niveau van partijen 1 t/m 8 en audiopartij.
In het scherm Scene kunt u de instellingen voor het arpeggiotype, het Motion Sequencetype en de partijparameters registreren voor elk van de SCENE-knoppen.
Stel in dit scherm het juiste Memory (Memory Switch) in op On en bewerk de gewenste parameterwaarden zodat u de instellingen in de scène kunt opslaan.
De scènefunctie kan worden ingesteld vanuit een ander scherm dan Scene. U kunt de toegewezen scèneparameters wijzigen door de overeenkomstige knoppen en schuifregelaars te verplaatsen en de instellingen te registreren door tegelijkertijd de [SHIFT]-knop ingedrukt te houden en op de gewenste SCENE-knop te drukken.
- [PERFORMANCE] → Scene

Selecteer een tabblad Scene om de instellingen te registreren.
De tabbladen Scene1 tot Scene8 zijn gekoppeld aan de SCENE-knoppen op het bovenpaneel. Instellingen: 1−8
Selecteert elk van de parameterwaarden, zoals Arpeggio, Motion Sequencer, Super Knob, Super Knob Link, Mixing, Keyboard Control, Amplitude EG en Arp/MS FX en Note Limit om in de scène te registreren.
Als deze schakelaars op Off staan, worden de parameterwaarden niet op het scherm weergegeven, zelfs niet als de overeenkomstige tabbladen zijn geselecteerd. Instellingen: Off, On
Verandert de weergave tussen Part 1–16 en Common.
De weergaven zijn beschikbaar in de tabbladen Mixing 1, Mixing 2, Kbd Ctrl, AEG, Arp/MS FX1 en Arp/MS FX2.
Door Offset in te stellen op Off, kunt u kleinere stappen gebruiken om enkele van de Scene-parameters in te stellen.
Getoond op de tabbladen Mixing 1, Mixing 2 en AEG. Instellingen: Off (Absolute), On (Offset)
Zet het arpeggio voor de performance aan of uit. Instellingen: Off, On
Wijzigt de arpeggioselectie. Instellingen: 1−8
Schakelt de Motion Sequencer voor de gehele performance in/uit. Instellingen: Off, On
Wijzigt de Motion Sequence-selectie. Instellingen: 1−8

Stelt de Super Knob-waarde in. Instellingen: 0−1023
Hiermee wordt de link tussen de Super Knob en de Assignable Knobs 1–8 (Toewijsbare knoppen 1-8) ingesteld.
Als deze schakelaar op Off staat, heeft de werking van de Super Knob geen invloed op de parameter van de toewijsbare knoppen. Instellingen: Off, On

Part 1–16-weergave: Scene-parameters voor Parts 1–16 worden getoond.
Common-weergave: Scene parameters voor Parts 1–8 en Common worden getoond.
Common-parameters worden toegepast op de gehele performance.
Stelt de Reverb Send (Naar reverb zenden) in voor elke partij. Instellingen: 0−127
Stelt de Variation Send (Naar variation zenden) in voor elke partij. Instellingen: 0−127
Stelt het droge niveau van elke partij in. Instellingen: 0−127
Stelt de pan voor elke partij in. Instellingen: L63−C−R63
Stelt het volume voor elke partij in. Instellingen: 0−127
Hiermee past u de pan aan voor de partij met de Part Mode ingesteld op External.Instellingen: L63–C–R63
Hiermee stelt u het volume in van de partij met de Part Mode ingesteld op External.Instellingen: 0–127
Stelt de Reverb-retour in. Instellingen: 0−127
Stelt de Variation-retour in. Instellingen: 0−127
Stelt de pan voor de performance in. Instellingen: L63−C−R63
Bepaalt de afsnijfrequentie voor elke partij. Instellingen: −64−+63
Stelt de filterresonantie of filterbreedte voor elke partij in. Instellingen: −64−+63
Stelt de FEG-diepte voor elke partij in. Instellingen: −64−+63
Door Offset op Off te zetten, kunnen sommige Scene-parameters nauwkeuriger worden aangepast.
Instellingen: (FM-X, AN-X): 0−1023
Instellingen: (FM-X): 0−127Instellingen: (AN-X): 0−255
Instellingen: (AN-X): −9600−+9600
Het wordt aanbevolen om Offset in te stellen op On als u zowel Smart Morph als Scene wilt gebruiken.
Schakelt Mute en Solo voor de partij in of uit. Instellingen: Off, On
Stelt het volume van de partij in. Instellingen: 0−127
Stelt de offsetwaarde in voor de afsnijfrequentie van de partij. Instellingen: −64−+63
Stelt de offsetwaarde in voor de filterresonantie of filterbreedte van de partij. Instellingen: −64−+63
Dit wordt opgegeven als een offsetwaarde voor de Part FEG Depth (FEG-diepte van de partij). Instellingen: −64−+63

Schakelt Keyboard Control (toetsenbordbesturing) voor de partij in of uit.
Als de Keyboard Control voor de partij op Off is ingesteld, wordt er geen geluid geproduceerd wanneer u het toetsenbord bespeelt. Instellingen: Off (grijs), On (groen)

Stelt de AEG-aanslagtijd voor de partij in. Instellingen: −64−+63
Stelt de AEG-wegsterftijd voor de partij in. Instellingen: −64−+63
Hiermee bepaalt u het AEG-sustainniveau van de partij. Instellingen: −64−+63
Stelt de AEG-releasetijd voor de partij in. Instellingen: −64−+63
Door Offset op Off te zetten, kunnen sommige Scene-parameters nauwkeuriger worden aangepast.
Instellingen: (AN-X): 0−255
Instellingen: (AN-X): 0−255
Instellingen: (AN-X): 0−511
Instellingen: (AN-X): 0−255
Stelt de offsetwaarde in op Attack voor de partij.Instellingen: −64−+63
Stelt de offsetwaarde in op Decay voor de partij.Instellingen: −64−+63
Stelt de offsetwaarde in op Sustain voor de partij.Instellingen: −64−+63
Stelt de offsetwaarde in op Release voor de partij.Instellingen: −64−+63

Stelt de swingwaarde van het arpeggio of de Motion Sequencer in voor elke partij. Instellingen: −120−+120
Stelt de Unit Multiply-waarde van het arpeggio of de Motion Sequencer in voor elke partij. Instellingen: 50%–400%, Common
200%: de afspeeltijd wordt verdubbeld en het tempo wordt daardoor gehalveerd.
100%: de afspeeltijd blijft ongewijzigd.
50%: de afspeeltijd wordt gehalveerd en het tempo wordt daardoor verdubbeld.
Common: de waarde die is ingesteld in de Unit Multiply die geldt voor alle partijen, wordt toegepast.
Stelt de gatetijdsnelheid van het arpeggio in voor elke partij. Instellingen: 0%−200%
Stelt de aanslagsnelheid van het arpeggio in voor elke partij. Instellingen: 0%−200%
Stelt de offsetwaarde in op Swing voor elke partij. Instellingen: −120−+120
Stelt de Unit Multiply voor alle partijen in. Instellingen: 50%−400%
200%: de afspeeltijd wordt verdubbeld en het tempo wordt daardoor gehalveerd.
100%: de afspeeltijd blijft ongewijzigd.
50%: de afspeeltijd wordt gehalveerd en het tempo wordt daardoor verdubbeld.
Stelt de offsetwaarde in op Arpeggio Gate Time Rate voor elke partij. Instellingen: −100−+100
Stelt de offsetwaarde in op Arpeggio Velocity Rate voor elke partij. Instellingen: −100−+100
Stelt de amplitude van de Motion Sequencer voor elke partij in. Instellingen: −127−+127
Stelt de pulsvorm van de Motion Sequencer voor elke partij in. Instellingen: −100−+100
Stelt de geleidelijkheid van de Motion Sequencer voor elke partij in. Instellingen: −127−+127
Stelt de willekeurigheid van de Motion Sequencer voor elke partij in. Instellingen: 0−127
Stelt de offsetwaarde in op Motion Sequencer Amplitude voor elke partij. Instellingen: −127−+127
Stelt de offsetwaarde in op Motion Sequencer Pulse Shape voor elke partij. Instellingen: −100−+100
Stelt de offsetwaarde in op Motion Sequencer Smoothness voor elke partij. Instellingen: −127−+127
Stelt de offsetwaarde in op Motion Sequencer Randomness voor elke partij. Instellingen: −127−+127

Stelt het notenbereik in (laagste en hoogste noten).
Als de eerste noot van Note Limit (nootbegrenzing) hoger is ingesteld dan de tweede (bijvoorbeeld C5 tot C4), worden de noten in de bereiken C-2 tot C4 en C5 tot G8 afgespeeld.
Instellingen: C−2−G8
Past de toonhoogte van de noten die door het interne geluid worden gespeeld aan in halve tonen.
Instellingen: -48-+48
Stelt het notenbereik (laagste en hoogste noten) in voor de zone.
Als de eerste noot van Note Limit (nootbegrenzing) hoger is ingesteld dan de tweede (bijvoorbeeld C5 tot C4), worden de noten in de bereiken C-2 tot C4 en C5 tot G8 afgespeeld.
Instellingen: C−2−G8
Verschuift de toonhoogte van de via MIDI verzonden noten in halve tonen.
Instellingen: -47-+47
Op het scherm Play/Rec kunt u patronen en songs opnemen in het interne geheugen van dit instrument, en audio op een USB-flashstation, en uw opnamen afspelen.
- [SONG/PATTERN]-knop → Pattern
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern
- [
] (Play)-knop → Pattern

Toont de naam van het geselecteerde patroon.
Als u op de naam tikt, ziet u het contextmenu voor Load, Rename en New Pattern.
U kunt een patroon selecteren met de knoppen [INC/YES] en [DEC/NO] wanneer de cursor op de Pattern Name staat.
Het koppelingspictogram wordt weergegeven als de performance die wordt gebruikt voor het opnemen van het patroon en de geselecteerde performance dezelfde is. Als dit niet het geval is, wordt het pictogram voor verbroken koppeling weergegeven.
Toont de naam van de geselecteerde performance.
De blauwe vlag wordt getoond als u een parameter in de Performance wijzigt.
Het scherm Tempo Settings wordt weergegeven.
Toont het metrum voor het patroon.
Stelt de positie in voor het starten van het afspelen en opnemen, evenals de huidige positie van het afspelen.
Het getal aan de linkerkant is de maat en de getallen aan de rechterkant zijn de tellen en kliks.
Stelt het tempo in voor het afspelen van patronen. Instellingen: 5−300
Slaat de koppeling op tussen de bewerkte patronen en de gebruikte performance.
Als u de parameters voor de performance hebt bewerkt, moet u ook de performance opslaan.
Opent het scherm voor patroonbewerking en jobs.
Toont de naam van de geselecteerde scène.
Deze schakelaar is gekoppeld aan de SCENE-knoppen op het bovenpaneel.
Stelt de sequentielengte van de geselecteerde scène in. Instellingen: 1−256
Stelt het patroon in om te beginnen met opnemen of afspelen zodra u een toets op het toetsenbord indrukt. Instellingen: Off, On
Schakelt ketengewijs afspelen in/uit. Instellingen: Off, On
Undo annuleert de laatste opnameactie en verwijdert wat zojuist is opgenomen.
Deze knop is actief wanneer u instellingen in een sequence wijzigt.
Redo herstelt de opname die werd geannuleerd door Undo. Deze knop is pas actief nadat Undo is gebruikt.
Part 9–16
Schakelt tussen partijweergaven.
- [SONG/PATTERN]-knop → Pattern → [
] (Record)-knop
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → [
] (Record)-knop

Stelt het metrum van de scène in. Instellingen: 1/16–16/16, 1/8–16/8, 1/4–8/4
Quantize is een functie die de opgenomen noten corrigeert zodat ze op de exacte fractie van de tel vallen (in nootwaarden). Instellingen: Off, 60 (tweeëndertigste noot), 80 (zestiende noottriool), 120 (zestiende noot), 160 (achtste noot triool), 240 (achtste noot), 320 (kwartnoottriool), 480 (kwartnoot)
Als Loop is ingesteld op On, gaat de patroonopname in een loop door. Instellingen: Off, On
Als u tijdens het opnemen van een song op de knop [] (Record) drukt, wordt de recorder in de repeteermodus gezet en gaat de knop [
] (Record) knipperen. In de Repeteermodus wordt het patroon afgespeeld, maar wordt de opname tijdelijk gepauzeerd, wat handig is om te oefenen. Tijdens het opnemen van een song kunt u op de knop [
] (Record) drukken om te schakelen tussen de opnamemodus en de repeteermodus.
- [SONG/PATTERN]-knop → Pattern → [
] (Record)-knop → [
] (Play)-knop
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → [
] (Record)-knop → [
] (Play)-knop

Erase
U kunt specifieke nootevents verwijderen door op de knop [SHIFT] te drukken en de toets in te drukken te spelen die overeenkomt met de noot die u wilt verwijderen.
U kunt ook op de knop Erase op het scherm tikken om de functie in te schakelen, en vervolgens op de overeenkomstige toets op het toetsenbord drukken om de nootevent te verwijderen.
Wanneer u een regelaar bedient tijdens een overdub-opname, kunt u de bestaande events van die regelaar verwijderen en de handeling opnemen als nieuwe events.
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → (met de song reeds opgenomen) → [
] (Record)-knop → Tik op Record Type → Selecteer Overdub in het menu → [
] (Play)-knop

Selecteert uit een Replace- of Overdub-opname. Instellingen: Replace, Overdub
Door de Pattern-functie te gebruiken, kunt u voor elke scène een sequence registreren.
Undo annuleert de laatste opnameactie en verwijdert wat zojuist is opgenomen.
Deze knop wordt beschikbaar wanneer een of meer jobs zijn gebruikt nadat een sequence is opgenomen.
Redo herstelt de opname die werd geannuleerd door Undo. Deze knop wordt beschikbaar nadat Undo is gebruikt.
Voert de geselecteerde job uit naar de MIDI-sequence.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Overview
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Overview

Tik op deze knop om de hoofd- en subcategorieën van de partij te zien.
Het verandert ook de lijst die wordt weergegeven op het scherm Play/Rec.
Tik hierop om de naam van de partij te zien.
Hiermee wordt ook de lijst gewijzigd die wordt weergegeven op het scherm Play/Rec.
Part Solo Icon
Toont de status van de dempings- en solo-instellingen voor de partij.
Geeft het geselecteerde scènenummer weer.
Hiermee opent u het Save-scherm. U kunt de sequence van de geselecteerde scène opslaan als een MIDI-bestand.
Opent het Load-scherm voor het laden van een MIDI-bestand.
Nadat u een MIDI-bestand hebt geselecteerd, selecteert u een patroon en scène op de laadlocatie.
Stelt de sequentielengte van de geselecteerde scène in.
Toont de huidige positie tijdens het afspelen van een scène en laat u de positie van het afspelen instellen. Instellingen: 001−256
Quantizering is het proces van aanpassen van de timing van nootevents door deze dichter bij de eerstvolgende exacte tel te plaatsen. U kunt deze functie bijvoorbeeld gebruiken om de timing te verbeteren van een patroon dat u in real time hebt opgenomen.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Note → Quantize
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Note → Quantize

Geeft de track op voor de Quantize-bewerking. Instellingen: All, 1−16
Geeft de scène op voor de Quantize-bewerking. Instellingen: 1−8
Geeft de startmaatpositie op voor de Quantize-bewerking. Instellingen: 001−257
Geeft de starttelpositie op voor de Quantize-bewerking. Instellingen: afhankelijk van de instelling Time Signature.
Geeft de startklokpositie op voor de Quantize-bewerking. Instellingen: afhankelijk van de instelling Time Signature.
Geeft de eindmaatpositie op voor de Quantize-bewerking. Instellingen: 001−257
Geeft de eindtelpositie op voor de Quantize-bewerking. Instellingen: afhankelijk van de instelling Time Signature.
Geeft de eindklokpositie op voor de Quantize-bewerking. Instellingen: afhankelijk van de instelling Time Signature.
Stelt de kwantizeringsresolutie in (of een noot die als basis voor de kwantizering moet worden gebruikt). Instellingen: Tweeëndertigste noot, zestiende noottriool, zestiende noot, achtste noottriool, achtste noot, kwartnoottriool, kwartnoot, zestiende noot + zestiendenoottriool, achtste noot + achtstenoottriool
Stelt de 'magnetische sterkte' van de kwantizering in.
Wanneer deze parameter wordt ingesteld op 100%, worden alle noten verplaatst naar de positie die is opgegeven in Quantize.
Een instelling van 0% resulteert in geen kwantizering. Instellingen: 0%−100%
Wijzigt de timing van even genummerde tellen (backbeats), geteld vanaf de waarde die is opgegeven in Quantize, om een swinggevoel toe te voegen aan de ritmes. Instellingen: afhankelijk van de instelling Quantize (quantization resolution).
Wanneer Quantize wordt ingesteld op een kwartnoot, achtste noot, zestiende noot of tweeëndertigste noot: 0 tot de helft van het rooster
Wanneer Quantize wordt ingesteld op kwartnoottriool, achtstenoottriool of zestiendenoottriool: 1 tot de helft van het rooster
Wanneer Quantize wordt ingesteld op achtste noot + achtste noottriool, of zestiende noot + zestiende noottriool: 0 tot de helft van het trioolrooster
Verandert de gate-tijd (of de daadwerkelijke tijd voor de gespeelde noot) van de even genummerde tellen (backbeats), geteld vanaf de waarde die is opgegeven in Quantize om een swinggevoel toe te voegen aan de ritmes. Instellingen: 0%−200%
Wijzigt de Velocity-waarde, waardoor u het volume van de noten in het opgegeven bereik kunt wijzigen.
Velocity wordt berekend met de formule zoals hieronder weergegeven.
Aangepaste Velocity = (origineel Velocity × Rate) + Offset
Als het resultaat 0 of minder is, wordt de waarde ingesteld op 1. Als het resultaat hoger is dan 128, wordt de waarde ingesteld op 127.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Note → Velocity
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Note → Velocity

Stelt de aanslagsnelheid in van alle noten in de geselecteerde sectie.
Wanneer dit is ingesteld op Off, werkt Set All niet.
Wanneer dit is ingesteld op iets anders dan Off, zijn Rate en Offset uitgeschakeld. Instellingen: Off, 001−127
Stelt het percentage in voor het wijzigen van de aanslagsnelheid.
Indien ingesteld op 99% of lager, zal de aanslagsnelheid langzamer zijn. Wanneer dit is ingesteld op 101% of hoger, zal de aanslagsnelheid hoger zijn.
Bij 100% blijft de aanslagsnelheid ongewijzigd.
Deze parameter kan niet worden gewijzigd wanneer Set All is ingesteld op een andere waarde dan Off. Instellingen: 0%−200%
Stelt de waarde in die moet worden opgeteld bij of afgetrokken van de oorspronkelijke aanslagsnelheidwaarde.
Wanneer dit is ingesteld op -1 of lager, zal de aanslagsnelheid langzamer zijn. Wanneer dit is ingesteld op +1 of hoger, zal de aanslagsnelheid sneller zijn.
Wanneer dit is ingesteld op 0, blijft de aanslagsnelheid onveranderd.
Deze parameter kan niet worden gewijzigd als Set All is ingesteld op een andere waarde dan Off. Instellingen: −127−+127
Geeft de tijd op voor het spelen van noten in de opgegeven sectie (Gate Time).
Gate Time wordt berekend met de formule zoals hieronder weergegeven.
Aangepaste Gate Time = (Origineel Gate Time × Rate) + Offset
Als het resultaat 0 of minder is, wordt de waarde ingesteld op 1.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Note → Gate Time
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Note → Gate Time

Het hier getoonde scherm is hetzelfde als het scherm dat wordt geopend via Note → Velocity in het scherm Pattern Edit, behalve dat de beschikbare instellingen voor Set All anders zijn.
Instellingen: Off, 001−9999
Met deze job kunt u een crescendo of decrescendo maken voor een opgegeven notenbereik. (Crescendo is een geleidelijke toename in volume en decrescendo is een geleidelijke afname.)
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Note → Cresc.
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Note → Cresc.

Stelt de intensiteit in van het crescendo of decrescendo. De aanslagwaarden van de noten in het opgegeven bereik worden geleidelijk aan verhoogd of verlaagd, te beginnen met de eerste noot in het bereik. De aanslag van de laatste noot in het bereik wordt de oorspronkelijke aanslag van de noot plus de waarde van Velocity Range. Als de resulterende aanslag buiten het bereik 1−127 ligt, wordt deze ingesteld op 1 of 127. De instelling +1 of hoger produceert een crescendo, en de instelling −1 of lager produceert een decrescendo. De instelling 0 veroorzaakt geen wijziging. Instellingen: −127−+127
Met deze job kunt u de toonsoort of de toonhoogte van de noten in het opgegeven bereik wijzigen.
Wanneer de Transpose-job wordt uitgevoerd, worden alle noten buiten het toegestane bereik van C−2−G8 automatisch aangepast zodat ze binnen het bereik passen.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Note → Transpose
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Note → Transpose

Voor het grootste deel is het scherm hier hetzelfde als het scherm dat wordt geopend via Note → Quantize in het scherm Pattern Edit.
Geeft het bereik op van de toetsen (noten) voor transponeren.
Tik om het contextmenu te openen en stel vervolgens Keyboard in op On om de toetsen op het toetsenbord te gebruiken om het bereik in te stellen.
Instellingen: C−2–G8
Stelt het bereik van de noten in die in halve tonen verschuiven.
Bij een instelling van +12 wordt naar een octaaf hoger getransponeerd, bij een instelling van -12 naar een octaaf lager.
De waarde 0 levert geen verandering op. Instellingen: −127−+127
Met deze job maakt u een reeks herhaalde noten (zoals een drumroffel) over het opgegeven bereik.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Note → Roll
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Note → Roll

Voor het grootste deel is het scherm hier hetzelfde als het scherm dat wordt geopend via Note → Quantize in het scherm Pattern Edit, behalve dat de beschikbare instellingen voor Track anders zijn.
Instellingen: 1−16
Stelt de grootte in van de stap (het aantal clocks) tussen iedere noot in de roffel.
Door een kleinere waarde in te stellen, kunt u snellere roffels spelen.
De hier gespecificeerde clock is voor het begin van het bereik. Instellingen: 015−999
Stelt de grootte in van de stap (het aantal clocks) tussen iedere noot in de roffel.
Door een kleinere waarde in te stellen, kunt u snellere roffels spelen.
De hier gespecificeerde clock is voor het einde van het bereik. Instellingen: 015−999
Stelt de noot voor roffels in.
Tik om het contextmenu te openen en stel vervolgens Keyboard in op On om de toets op het toetsenbord te gebruiken. Instellingen: C−2−G8
Stelt de aanslagsnelheid in voor de sterkte van de roffels.
De hier gespecificeerde aanslagsnelheid is voor het begin van het bereik. Instellingen: 001−127
Stelt de aanslagsnelheid in voor de sterkte van de roffels.
De hier gespecificeerde aanslagsnelheid is voor het einde van het bereik. Instellingen: 001−127
Door zowel Start Velocity als End Velocity in te stellen, kunt u crescendo of decrescendo voor de roffels creëren.
Met deze job kopieert u gegevens van een opgegeven brontrack naar de opgegeven bestemmingstrack of wisselt u gegevens uit tussen twee opgegeven tracks.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Track → Copy/Exchange
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Track → Copy/Exchange

Hiermee kopieert u gegevens van de opgegeven track naar een andere track.
Wanneer Copy Track wordt uitgevoerd, worden de bestaande gegevens op de bestemmingstrack overschreven en gaan ze verloren.
Wisselt gegevens uit tussen twee tracks.
Geeft het patroon op waaruit u wilt kopiëren.
Geeft de track op waaruit u wilt kopiëren. Instellingen: All, 1−16
Geeft de scène op waaruit u wilt kopiëren. Instellingen: All, 1−8
Geeft het patroon op waarnaartoe u wilt kopiëren.
Geeft de track op waarnaartoe u wilt kopiëren.
Deze parameter is niet beschikbaar als de bron is ingesteld op All. Instellingen: 1−16
Geeft de scène op waarnaartoe u wilt kopiëren.
Deze parameter is niet beschikbaar als de bron is ingesteld op All. Instellingen: 1−8
Voert de Copy-bewerking uit.
Wanneer Copy Track wordt uitgevoerd met de track en Scene is ingesteld op All, worden de Chain-gegevens ook gekopieerd.
Voert de Exchange-bewerking uit.
Wanneer Exchange Track wordt uitgevoerd met de track en Scene is ingesteld op All, worden de Chain-gegevens ook uitgewisseld.
Mixt (voegt samen) de gegevens van de opgegeven track A en track B en plaatst het resultaat in track B.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Track → Mix
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Track → Mix

Geeft het eerste patroon op dat gemixt moet worden.
Geeft de track op voor de Mix-bewerking. Instellingen: 1−16
Geeft de scène op voor de Mix-bewerking. Instellingen: All, 1−8
Geeft het eerste patroon op dat gemixt moet worden.
Geeft de track op voor de Mix-bewerking. Instellingen: 1−16
Geeft de scène op voor de Mix-bewerking.
Deze parameter is niet beschikbaar als de bron A is ingesteld op All. Instellingen: 1−8
Toont de naam van het geselecteerde patroon waarnaartoe moet worden gemixt.
Toont het tracknummer voor de Mix-bewerking.
Toont het scènenummer voor de Mix-bewerking.
Deze parameter is niet beschikbaar als de bron A is ingesteld op All.
Voert de Mix-bewerking uit.
Voegt de gegevens in de opgegeven track toe aan het einde van een andere track.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Track → Append
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Track → Append

Geeft het patroon op waaruit u wilt toevoegen.
Geeft de track op voor de Append-bewerking. Instellingen: All, 1−16
Geeft de scène op voor de Append-bewerking. Instellingen: 1−8
Geeft het patroon op waarnaartoe u wilt toevoegen.
Geeft de track op voor de Append-bewerking.
Deze parameter is niet beschikbaar als de bron is ingesteld op All. Instellingen: 1−16
Geeft de scène op voor de Append-bewerking. Instellingen: 1−8
Voert de Append-bewerking uit.
Splitst de gegevens van de opgegeven track op de opgegeven maat en verplaatst de tweede helft naar een andere opgegeven track.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Track → Split
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Track → Split

Geeft het patroon op dat moet worden gesplitst.
Geeft de track op voor de Split-bewerking. Instellingen: All, 1−16
Geeft de scène op voor de Split-bewerking. Instellingen: 1−8
Geeft de maat op waar de gegevens moeten worden gesplitst. Instellingen: 2–256
Toont het patroon waarin u wilt splitsen.
Toont de track voor de Split-bewerking.
Toont de scène voor de Split-bewerking.
Geeft het patroon op waar de gesplitste gegevens naartoe moeten worden gestuurd.
Geeft de track op voor de Split-bewerking.
Deze parameter is niet beschikbaar als de bron is ingesteld op All. Instellingen: 1−16
Geeft de scène op voor de Split-bewerking. Instellingen: 1−8
Voert de Split-bewerking uit.
Verwijdert gegevens van de opgegeven track.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Track → Clear
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Track → Clear

Geeft het patroon op dat moet worden verwijderd.
Geeft de track op voor de Clear-bewerking. Instellingen: All, 1−16
Geeft de scène op voor de Clear-bewerking. Instellingen: 1−8
Voert de Clear-bewerking uit.
Wanneer Clear Track wordt uitgevoerd met de track en Scene is ingesteld op All, worden de Chain-gegevens ook verwijderd.
Neemt de opgenomen drums van de opgegeven track en wijst elk instrument (individueel percussie-instrument in het drumstel) toe aan de tracks 9 tot en met 16.
Wanneer er bestaande gegevens aanwezig zijn op de tracks 9 t/m 16 en de partijen 9 t/m 16, zal het uitvoeren van de Divide Drum Track-bewerking de bestaande gegevens overschrijven. Undo en Redo kunnen niet worden gebruikt bij deze bewerking.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Track → Divide Drum Tr
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Track → Divide Drum Tr

Geeft het patroon op voor de Divide-bewerking.
Geeft de track op voor de Divide-bewerking. Instellingen: 1−16
Voert de Divide-bewerking uit.
Kopieert een specifiek gedeelte van de song naar de opgegeven track.
De bestaande gegevens op de kopieerbestemming worden overschreven en gaan verloren.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Song/Event → Get Phrase
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Song/Event → Get Phrase

Geeft de song op waaruit u wilt kopiëren.
Geeft de track op voor de Get Phrase-bewerking. Instellingen: All, 1−16
Geeft de startmaatpositie op voor de Get Phrase-bewerking. Instellingen: 001−998
Geeft de eindmaatpositie op voor de Get Phrase-bewerking. Instellingen: 002−999
Geeft het patroon op waarnaartoe u wilt kopiëren.
Geeft de track op waarnaartoe u wilt kopiëren.
Deze parameter is niet beschikbaar als de bron is ingesteld op All. Instellingen: 1−16
Geeft de scène op waarnaartoe u wilt kopiëren. Instellingen: 1−8
Voert de Get Phrase-bewerking uit.
Kopieert opgegeven maten van de patroontrack naar de opgegeven songtrack.
De gekopieerde gegevens worden samengevoegd met de bestaande gegevens op de bestemmingstrack.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Song/Event → Put Phrase
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Song/Event → Put Phrase

Geeft het patroon op waaruit u wilt kopiëren.
Geeft de track op voor de Put Phrase-bewerking. Instellingen: 1−16
Geeft de scène op voor de Put Phrase-bewerking. Instellingen: 1−8
Geeft de song op waarnaartoe u wilt kopiëren.
Geeft de track op voor de Put Phrase-bewerking. Instellingen: 1−16
Geeft de maat op waarnaartoe u wilt kopiëren. Instellingen: 001−999
Voert de Put Phrase-bewerking uit.
Wist de event.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Song/Event → Erase Event
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Song/Event → Erase Event

Voor het grootste deel is het scherm hier hetzelfde als het scherm dat wordt geopend via Note → Quantize in het scherm Pattern Edit.
Wijzigt de instelling Auto Select van het Event Type.
Als dit is ingesteld op On, kunt u eenvoudigweg de regelaar verplaatsen waarvan u de gegevens wilt wissen, waarna de bijbehorende event van de regelaar automatisch wordt ingesteld op Event Type. Instellingen: Off, On
Geeft het type event op dat u wilt wissen. Instellingen: Note, Poly, CC, NRPN, RPN, PC, AfterTouch, PitchBend, SysEx, All
Wordt weergegeven wanneer de Event Type is ingesteld op CC. Geeft het regelaarwijzigingsnummer van het event op dat u wilt wissen. Instellingen: All, 1−127
Voert de Erase Event-bewerking uit.
Registreert de gegevens in de opgegeven maten van de scène als een gebruikersarpeggio.
De bestaande gegevens op de bestemming worden overschreven en gaan verloren.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Song/Event → User Arp
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Song/Event → User Arp

Geeft de scène op voor de User Arpeggio-bewerking. Instellingen: 1−8
Geeft de startmaatpositie op voor de User Arpeggio-bewerking. Instellingen: 1−256
Geeft de eindmaatpositie op voor de User Arpeggio-bewerking. Instellingen: 2−257
Stelt het arpeggionummer in van het gebruikersarpeggio waarnaar moet worden geconverteerd.
In eerste instantie wordt het laagste ongebruikte nummer ingesteld.
Wanneer u een nummer opgeeft dat al in gebruik is, gaat het bestaande arpeggio op de bestemming verloren. Instellingen: 1−256
Sub Category (Arpeggio Sub Category)
Stelt de hoofd- en subcategorieën van het geconverteerde arpeggio in. Instellingen: Raadpleeg de Data List.
Voer de naam van het arpeggiotype in. Er kunnen maximaal 20 alfanumerieke tekens worden gebruikt.
Stelt het tracknummer in waarvan moet worden geconverteerd voor elke arpeggiotrack. Instellingen: 1−16
Selecteert hoe de MIDI-sequence die is opgenomen in de Track wordt geconverteerd naar een arpeggio.
U kunt voor elke arpeggiotrack een ander Convert Type gebruiken. Instellingen: Normal, Fixed, Org Notes
Normal: Alleen de MIDI-sequence die de noten gebruikt die op het toetsenbord (op het gebruikte octaaf) worden gespeeld, wordt afgespeeld.
Fixed: Dezelfde MIDI-reeks wordt afgespeeld, ongeacht hoe u het toetsenbord bespeelt.
Org Notes: In principe hetzelfde als Fixed, maar de MIDI-reeks verandert afhankelijk van de akkoorden die u op het toetsenbord speelt.
Hiermee stelt u de grondtoon in wanneer het Convert Type van een track is ingesteld op Org Notes.
Deze parameter is niet beschikbaar als er geen track is ingesteld op Org Notes. Instellingen: C−2−G8
Converteert het patroon naar een gebruikersarpeggio met behulp van de instellingen op het scherm.
Deze knop is niet beschikbaar als alle tracks zijn ingesteld op Off omdat conversie niet mogelijk is.
Past effecten toe op de MIDI-sequence tijdens het afspelen van patronen. Stelt het bereik en het niveau van het effect in voor elke parameter van de opgegeven track.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Play FX
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Play FX

Geeft de track op die moet worden genormaliseerd. Instellingen: All, 1−16
Geeft de scène op die moet worden genormaliseerd. Instellingen: All, 1−8
Legt het effect dat is opgegeven in Play FX vast op de MIDI-gegevens.
Stelt de sequentielengte van de geselecteerde scène in.
Toont de huidige positie voor het afspelen van een scène en laat u de positie van het afspelen instellen. Instellingen: 001−256
Bepaalt Qntz Value, Qntz Str, Swing Vel, Swing Gate en Swing Rate.
Stelt de kwantizeringsresolutie in (of een noot die als basis voor de kwantizering moet worden gebruikt). Instellingen: Off, 60 (tweeëndertigste noot), 80 (zestiende noottriool), 120 (zestiende noot), 160 (achtste noot triool), 240 (achtste noot), 320 (kwartnoottriool), 480 (kwartnoot)
Stelt de 'magnetische sterkte' van de kwantizering in.
Wanneer deze parameter is ingesteld op 100%, worden alle noten verplaatst naar de positie die is opgegeven in de Qntz Value (Quantize Value).
De instelling 0% leidt tot geen kwantizering. Instellingen: 0%−100%
Wijzigt de timing van even genummerde tellen (backbeats), geteld vanaf de waarde die is opgegeven in Qntz Value (Quantize Value), om een swinggevoel toe te voegen aan de ritmes. Deze parameter is niet beschikbaar wanneer de quantizeerresolutie is ingesteld op Off. Instellingen: 0%−200%
Verandert de gate-tijd (of de daadwerkelijke tijd voor de gespeelde noot) van de even genummerde tellen (backbeats), geteld vanaf de waarde die is opgegeven in Qntz Value (Quantize Value) om een swinggevoel toe te voegen aan de ritmes. Deze parameter is niet beschikbaar wanneer de quantizeerresolutie is ingesteld op Off. Instellingen: 0%−200%
Wijzigt de timing van even genummerde tellen (backbeats), geteld vanaf de waarde die is opgegeven in Qntz Value (Quantize Value), om een swinggevoel toe te voegen aan de ritmes. Deze parameter is niet beschikbaar wanneer de quantizeerresolutie is ingesteld op Off. Instellingen: 0-helft van quantizeerresolutie

Bepaalt Note Shift, Clock Shift, Gate Time, Velocity Rate en Velocity Offset.
Past de toonhoogte aan in stappen van een halve toon. Instellingen: −99−+99
Verschuift de timing van de noten vooruit of achteruit in klokstappen. Instellingen: −120−+120
Verandert de gate-tijd (de werkelijke tijd waarop het geluid van de noot moet worden gegenereerd) van de nootevents. Instellingen: 0%−200%
Verandert de aanslagsnelheid met het opgegeven percentage. Instellingen: 0%−200%
Verhoogt of verlaagt de aanslag snelheid met de opgegeven waarde. Instellingen: −99−+99
Deze job koppelt scènes aan elkaar om af te spelen.
- [
] (Play)-knop → Pattern → [EDIT/
] → Chain
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Pattern → Edit/Job → Chain

Schakelt ketengewijs afspelen in. Instellingen: Off, On
Geeft de startmaatpositie op voor het afspelen van scènes. Instellingen: 001−999
Stelt de scène in om af te spelen op de opgegeven maat. Instellingen: 1–8, End
Wanneer er meer dan acht rijen zijn voor de lijsten Measure en Scene, wordt de pijl-omhoog of -omlaag weergegeven.
Slaat de keten op als een song.
Toont de lengte van de gehele sequence.
Toont de huidige positie tijdens het ketengewijs afspelen en laat u de positie van het afspelen instellen. Instellingen: 001−999
In het scherm Song kunt u uw toetsenspel opnemen in MIDI Song, en de song afspelen.
De gegevens van zowel het toetsenbordspel als de bediening van regelaars en knoppen worden opgenomen op de MIDI-track.
U kunt ook het afspelen van arpeggio's selecteren om op te nemen in de song.
- [SONG/PATTERN]-knop → Song
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Song
- [
] (Play)-knop → Song

Toont de naam van de geselecteerde song.
Als u op de naam tikt, wordt het contextmenu voor Load, Rename, New Song en User Arp geopend.
U kunt een song selecteren met de knoppen [INC/YES] en [DEC/NO] wanneer de cursor op de Song Name staat.
Toont de naam van de geselecteerde performance.
De blauwe vlag wordt getoond als u een parameter in de Performance wijzigt.
Het koppelingspictogram wordt weergegeven als de performance die wordt gebruikt voor het opnemen van de song en de geselecteerde performance dezelfde is. Als dit niet het geval is, wordt het pictogram voor verbroken koppeling weergegeven.
Hiermee wordt het scherm Tempo Settings geopend.
Toont het metrum voor het patroon.
Stelt de positie in voor het starten van het afspelen en opnemen, evenals de huidige positie van het afspelen.
Het getal aan de linkerkant is de maat en de getallen aan de rechterkant zijn de tellen en tikken.
Stelt het tempo in voor het afspelen van de song. Instellingen: 5−300
Zet afspelen in een loop aan of uit.
Als dit is ingesteld op On, wordt het afspelen van een sectie tussen de Loop Start en Loop End herhaald. Instellingen: Off, On
Stelt de sectie voor afspelen in een loop in. Het getal aan de linkerkant is de maat, en het getal aan de rechterkant is de tel. Deze parameter is niet beschikbaar als Loop is ingesteld op Off.
Slaat de koppeling op tussen de bewerkte songs en de gebruikte performance.
Als u de parameters voor de performance hebt bewerkt, moet u ook de performance opslaan.
Als u op deze knop drukt, wordt het scherm Save geopend, waar u de song als bestand kunt opslaan.
Save As .mid File is niet beschikbaar in de volgende gevallen.
- Voor een nieuwe opname (als er geen song is)
- Tijdens het afspelen
- Wanneer opname-stand-by is ingeschakeld
- Tijdens het opnemen
Toont de lengte van de gehele sequence.
Schakelt het afspelen van elke track in of uit. Instellingen: Off, On
- [SONG/PATTERN]-knop → Song → [
] (Record)-knop
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Song → [
] (Record)-knop
New recording

Als er al iets is opgenomen

Toont het metrum voor de song. Instellingen: 1/16–16/16, 1/8–16/8, 1/4–8/4
Quantize is een functie die de opgenomen noten corrigeert zodat ze op de exacte fractie van de tel vallen (in nootwaarden). Instellingen: Off, 60 (tweeëndertigste noot), 80 (zestiende noottriool), 120 (zestiende noot), 160 (achtste noot triool), 240 (achtste noot), 320 (kwartnoottriool), 480 (kwartnoot)
Selecteert een opnametype voor de reeds opgenomen tracks.
Deze parameter is niet beschikbaar voor een nieuwe opname. Instellingen: Replace, Overdub, Punch
Replace: overschrijven en opnemen in real time. De bestaande gegevens gaan verloren.
Overdub: overdubben en opnemen in real time. De bestaande gegevens gaan niet verloren.
Punch: een sectie opnieuw opnemen en opnemen in real time. Hierdoor worden de bestaande gegevens van een opgegeven sectie overschreven.
Stelt het Punch in-punt in (specifieke maat en tel waarop begonnen moet worden met de heropname).
Deze parameter is alleen beschikbaar als Record Type is ingesteld op Punch.
Stelt het Punch out-punt in (specifieke maat en tel waarop gestopt moet worden met de heropname).
Deze parameter is alleen beschikbaar als Record Type is ingesteld op Punch.
Wanneer Arp Rec op On is ingesteld, wordt het resultaat van het afspelen van arpeggio opgenomen. Als dit is ingesteld op Off, wordt alleen het toetsenspel opgenomen.
Deze parameter kan worden ingesteld voor de opnamen van een nieuwe song. De instelling kan na het opnemen niet worden gewijzigd.
Als u iets wilt toevoegen aan de song die is opgenomen waarbij Arp Rec was ingesteld op Off, kan alleen Replace worden gebruikt als Record Type. Instellingen: Off, On
Als Arp Rec is ingesteld op Off voor de song, kunt u een ander arpeggio selecteren om af te spelen door de arpeggioselectie in de performance te wijzigen.
Undo annuleert de laatste opnameactie en verwijdert wat zojuist is opgenomen.
Deze knop is actief wanneer u instellingen in een sequence wijzigt.
Redo herstelt de opname die werd geannuleerd door Undo. Deze knop is pas actief nadat Undo is gebruikt.
Converteert de geselecteerde song naar een gebruikersarpeggio.
Er kunnen maximaal 16 verschillende noten worden geconverteerd. (Alle noten met hetzelfde nootnummer worden als één geteld.)
Zorg ervoor dat u slechts maximaal 16 noten voor een song gebruikt als u deze naar een gebruikersarpeggio wilt converteren, vooral als u meerdere tracks gebruikt.
- Open het scherm vanuit [PERFORMANCE] → Play/Rec → Song → Tik op de Song Name om het contextmenu te openen → User Arp

Stelt het arpeggionummer in van het gebruikersarpeggio voor conversie.
In eerste instantie wordt het volgende ongebruikte nummer ingesteld.
Houd er rekening mee dat als u dit wijzigt in een nummer dat al in gebruik is, het arpeggio wordt overschreven, wat betekent dat u het bestaande gebruikersarpeggio voor dat nummer verliest. Instellingen: 1−256
Sub Category (Arpeggio Sub Category)
Stelt de hoofd- en subcategorieën van het geconverteerde arpeggio in. Instellingen: Raadpleeg de Data List.
Stelt de arpeggionaam in. U kunt maximaal 20 alfanumerieke tekens gebruiken.
Stelt het tracknummer van de song in waarvan moet worden geconverteerd voor elke arpeggiotrack. Instellingen: 1−16
Selecteert hoe de MIDI-sequence die in de song is opgenomen, vanuit drie verschillende instellingen naar het arpeggio moet worden geconverteerd.
U kunt voor elke arpeggiotrack een ander Convert Type gebruiken. Instellingen: Normal, Fixed, Org Notes
Normal: het arpeggio wordt afgespeeld op hetzelfde octaaf als de opgenomen MIDI-sequence.
Fixed: de opgenomen MIDI-sequence wordt afgespeeld op dezelfde manier, ongeacht hoe u het toetsenbord bespeelt.
Org Notes: in principe hetzelfde als Fixed, maar de MIDI-sequence verandert afhankelijk van de akkoorden die u op het toetsenbord speelt.
Hiermee stelt u de grondtoon in wanneer het Convert Type van een track is ingesteld op Org Notes.
Deze parameter is niet beschikbaar als er geen track is ingesteld op Org Notes. Instellingen: C−2−G8
Stelt de startmaat voor de conversie in. Instellingen: 1−998
Stelt de eindmaat voor de conversie in. Instellingen: 2−999
Converteert de song naar een gebruikersarpeggio met de instellingen die in dit scherm zijn opgegeven.
Deze knop is niet beschikbaar als alle tracks zijn ingesteld op Off.
In het scherm Audio kunt u uw toetsenspel als audiobestand met de WAV-indeling (44,1 kHz, 24-bits stereo) opnemen naar een USB-flashstation. U kunt maximaal 74 minuten of langer opnemen, tot de maximale capaciteit van het USB-flashstation.
- [SONG/PATTERN]-knop → Audio
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Audio
- [
] (Play)-knop → Audio

Toont de naam van het geselecteerde audiobestand.
Als u op de naam tikt, wordt het contextmenu voor Load geopend.
Stelt de positie in voor het starten van het afspelen, evenals de huidige positie van het afspelen.
Stelt de positie in voor het starten van het afspelen. Deze parameter is niet beschikbaar tijdens opnemen. Instellingen: 0−255
Toont de totale lengte van het audiobestand.
Geeft het audio-ingangs-/uitgangsniveau aan.
- [PERFORMANCE] → Play/Rec → Audio → [
] (Record)-knop

Toont de opneembare tijd voor audio.
Deze parameter wordt alleen weergegeven als opnamestand-by is ingeschakeld.
Selecteert hoe u de opname wilt starten.
Deze parameter wordt alleen weergegeven als opnamestand-by is ingeschakeld.
Wanneer het Trigger Level is ingesteld op manual, kunt u beginnen met opnemen door op de knop [] (Play)-knop te drukken.
Wanneer Trigger Level is ingesteld op een waarde tussen 1 en 127, kunt u beginnen met opnemen nadat u op de [] (Play)-knop hebt gedrukt en het signaalniveau de opgegeven waarde overschrijdt. Het niveau dat u hier instelt, wordt met blauwe driehoekjes weergegeven op de niveaumeter.
Voor optimale resultaten stelt u deze parameter zo laag mogelijk in om het volledige signaal vast te leggen, maar niet zo laag dat ongewenste ruis wordt opgenomen. Instellingen: manual, 1−127
Tik op de Smart Morph-kaart en breng wijzigingen aan in het FM-X- of AN-X-geluid in partij 1.
- [PERFORMANCE] → Smart Morph → Play

- [PERFORMANCE] → Smart Morph → Edit

Tik om het scherm Part Category Search te openen, waarin u een FM-X- of AN-X-geluid kunt selecteren.
Als u op de naam tikt, wordt het contextmenu voor Category Search, Edit en Property geopend.
Selecteert de weergave Part Main Category of Part Name voor partijen.
Schakelt tussen FM-X en AN-X.Instellingen: FM-X, AN-X
Tik op de knop om machine learning te starten (kaarten maken).
Deze knop wordt niet weergegeven als er geen FM-X- of AN-X-geluid is op partijen 9 tot en met 16.

Redo
Na de Learn-bewerking wordt de knop Undo rechtsboven weergegeven.
Gebruik de knop Undo om de oorspronkelijke kaart te herstellen voordat u machine learning gebruikt.
Na de Undo-bewerking verschijnt de knop Redo, waarmee u de kaart kunt herstellen tot de toestand van vóór Undo.
- [PERFORMANCE] → Smart Morph → Analyze

Elke stip op de kaart vertegenwoordigt de parameterwaarde die een graad of niveau in een rode tint aangeeft.
Voor de lijst met beschikbare parameters raadpleegt u "Parameters die kunnen worden ingesteld voor Red, Green en Blue."
Elke stip op de kaart vertegenwoordigt de parameterwaarde die een graad of niveau in een groene tint aangeeft.
Voor de lijst met beschikbare parameters raadpleegt u "Parameters die kunnen worden ingesteld voor Red, Green en Blue."
Elke stip op de kaart vertegenwoordigt de parameterwaarde die een graad of niveau in een blauwe tint aangeeft.
Voor de lijst met beschikbare parameters raadpleegt u "Parameters die kunnen worden ingesteld voor Red, Green en Blue."
Wanneer dit is ingesteld op Auto, worden Rood, Groen en Blauw automatisch gereset voor het Learn-proces.
Wanneer dit is ingesteld op Manual, worden Rood, Groen en Blauw niet automatisch gereset voor het Learn-proces. Instellingen: Auto, Manual
Tik op de knop om machine learning te starten (kaarten maken).
Redo
Na de Learn-bewerking wordt de knop Undo rechtsboven weergegeven.
Gebruik de knop Undo om de oorspronkelijke kaart te herstellen voordat u machine learning gebruikt.
Na de Undo-bewerking verschijnt de knop Redo, waarmee u de kaart kunt herstellen tot de toestand van vóór Undo.
FM Common
| Weergegeven naam | Naam van parameter |
|---|---|
| Random Pan Depth | Random Pan Depth |
| Alternate Pan | Alternate Pan Depth |
| Scaling Pan Depth | Scaling Pan Depth |
| KeyOnDly Time | Key On Delay Time Length |
| KeyOnDly Sync | Key On Delay Tempo Sync Switch |
| KeyOnDly Note | Key On Delay Note Length |
| Pitch/Vel | Pitch Velocity Sensitivity |
| Random Pitch Depth | Random Pitch Depth |
| Pitch/Key | Pitch Key Follow Sensitivity |
| Pitch/Key Center | Pitch Key Follow Sensitivity Center Note |
| PEG Initial Lvl | PEG Initial Level |
| PEG Attack Lvl | PEG Attack Level |
| PEG Decay 1 Lvl | PEG Decay 1 Level |
| PEG Decay 2 Lvl | PEG Decay 2 Level |
| PEG Release Lvl | PEG Release Level |
| PEG Attack Tm | PEG Attack Time |
| PEG Decay 1 Tm | PEG Decay 1 Time |
| PEG Decay 2 Tm | PEG Decay 2 Time |
| PEG Release Tm | PEG Release Time |
| PEG Depth/Vel | PEG Depth Velocity Sensitivity |
| PEG Depth | PEG Depth |
| PEG Time/Key | PEG Time Key Follow Sensitivity |
| 2nd LFO Wave | 2nd LFO Wave |
| LFO Speed | 2nd LFO Speed |
| LFO Phase | 2nd LFO Phase |
| LFO Delay | 2nd LFO Delay Time |
| LFO Key On Reset | 2nd LFO Key On Reset |
| LFO Pitch Mod | 2nd LFO Pitch Modulation Depth |
| LFO Amp Mod | 2nd LFO Amplitude Modulation Depth |
| LFO Filter Mod | 2nd LFO Filter Modulation Depth |
| Algorithm Number | Algorithm Number |
| Feedback Level | Feedback Level |
| LFO Speed Range | LFO Speed Range |
| LFO Ex Speed | LFO Extended Speed |
| Filter Type | Filter Type |
| Cutoff | Filter Cutoff Frequency |
| Cutoff/Vel | Filter Cutoff Velocity Sensitivity |
| Resonance / Width | Filter Resonance/Width |
| Res/Vel | Filter Resonance Velocity Sensitivity |
| HPF Cutoff | HPF Cutoff Frequency |
| Distance | Distance |
| Filter Gain | Filter Gain |
| FEG Hold Tm | FEG Hold Time |
| FEG Attack Tm | FEG Attack Time |
| FEG Decay 1 Tm | FEG Decay 1 Time |
| FEG Decay 2 Tm | FEG Decay 2 Time |
| FEG Release Tm | FEG Release Time |
| FEG Hold Lvl | FEG Hold Level |
| FEG Attack Lvl | FEG Attack Level |
| FEG Decay 1 Lvl | FEG Decay 1 Level |
| FEG Decay 2 Lvl | FEG Decay 2 Level |
| FEG Release Lvl | FEG Release Level |
| FEG Depth | FEG Depth |
| FEG Segment | FEG Time Velocity Sensitivity Segment |
| FEG Time/Vel | FEG Time Velocity Sensitivity |
| FEG Depth/Vel | FEG Depth Velocity Sensitivity |
| FEG Curve | FEG Depth Velocity Sensitivity Curve |
| FEG Time/Key | FEG Time Key Follow Sensitivity |
| FEG Center | FEG Time Key Follow Sensitivity Center Note |
| Flt Cutoff/Key | Filter Cutoff Key Follow Sensitivity |
| Flt Break Point 1 | Filter Cutoff Scaling Break Point 1 |
| Flt Break Point 2 | Filter Cutoff Scaling Break Point 2 |
| Flt Break Point 3 | Filter Cutoff Scaling Break Point 3 |
| Flt Break Point 4 | Filter Cutoff Scaling Break Point 4 |
| Flt Cutoff Offset 1 | Filter Cutoff Scaling Offset 1 |
| Flt Cutoff Offset 2 | Filter Cutoff Scaling Offset 2 |
| Flt Cutoff Offset 3 | Filter Cutoff Scaling Offset 3 |
| Flt Cutoff Offset 4 | Filter Cutoff Scaling Offset 4 |
| HPF Cutoff/Key | HPF Cutoff Key Follow Sensitivity |
| Weergegeven naam | Naam van parameter |
|---|---|
| Key On Reset | Oscillator Key On Reset |
| Freq Mode | Oscillator Frequency Mode |
| Coarse | Tune Coarse |
| Fine | Tune Fine |
| Detune | Detune |
| Pitch/Key | Pitch Key Follow Sensitivity |
| Pitch/Vel | Pitch Velocity Sensitivity |
| Spectral | Spectral Form |
| Skirt | Spectral Skirt |
| Resonance | Spectral Resonance |
| PEG Initial Lvl | PEG Initial Level |
| PEG Attack Lvl | PEG Attack Level |
| PEG Attack Tm | PEG Attack Time |
| PEG Decay Tm | PEG Decay Time |
| AEG Attack Lvl | AEG Attack Level |
| AEG Decay 1 Lvl | AEG Decay 1 Level |
| AEG Decay 2 Lvl | AEG Decay 2 Level |
| AEG Release Lvl | AEG Release (Hold) Level |
| AEG Attack Tm | AEG Attack Time |
| AEG Decay 1 Tm | AEG Decay 1 Time |
| AEG Decay 2 Tm | AEG Decay 2 Time |
| AEG Release Tm | AEG Release Time |
| AEG Hold Tm | AEG Hold Time |
| AEG Time/Key | AEG Time Key Follow Sensitivity |
| Level | Operator Level |
| Lvl Break Point | Level Scaling Break Point |
| Lvl/Key Lo | Level Scaling Low Depth |
| Lvl/Key Hi | Level Scaling High Depth |
| Curve Lo | Level Scaling Low Curve |
| Curve Hi | Level Scaling High Curve |
| Level/Vel | Level Velocity Sensitivity |
| LFO PM Depth | 2nd LFO Pitch Modulation Depth Offset |
| LFO AM Depth | 2nd LFO Amplitude Modulation Depth Offset |
| Pitch/Ctrl | Pitch Controller Sensitivity |
| Level/Ctrl | Level Controller Sensitivity |
| Weergegeven naam | Naam van parameter |
|---|---|
| Random Pan | Random Pan Depth |
| Alternate Pan | Alternate Pan Depth |
| Scaling Pan | Scaling Pan Depth |
| Delay Length | Key On Delay Time Length |
| KeyOnDly Sync | Key On Delay Tempo Sync Switch |
| Delay Length | Key On Delay Note Length |
| Unison | Unison |
| Unison Detune | Unison Detune |
| Unison Spread | Unison Spread |
| OSC Reset | OSC Reset |
| Voltage Drift | Voltage Drift |
| Ageing | Ageing |
| Attack | Pitch EG Attack Time |
| Decay | Pitch EG Decay Time |
| Sustain | Pitch EG Sustain Level |
| Release | Pitch EG Release Time |
| Time/Vel | Pitch EG Time Velocity Sensitivity |
| Wave | Pitch LFO Wave |
| Speed | Pitch LFO Speed |
| Key On Reset | Pitch LFO Key On Reset |
| Phase | Pitch LFO Phase |
| Delay | Pitch LFO Delay Time |
| Fade In | Pitch LFO Fade In Time |
| Noise Tone | Noise Generator Tone |
| Connect | Noise Generator Out Select |
| Out Level | Noise Generator Out Level |
| Out Level/Vel | Noise Generator Out Level Velocity Sensitivity |
| Attack | Filter Cutoff EG Attack Time |
| Decay | Filter Cutoff EG Decay Time |
| Sustain | Filter Cutoff EG Sustain Level |
| Release | Filter Cutoff EG Release Time |
| Time/Vel | Filter Cutoff EG Time Velocity Sensitivity |
| Wave | Filter Cutoff LFO Wave |
| Speed | Filter Cutoff LFO Speed |
| Key On Reset | Filter Cutoff LFO Key On Reset |
| Phase | Filter Cutoff LFO Phase |
| Delay | Filter Cutoff LFO Delay Time |
| Fade In | Filter Cutoff LFO Fade In Time |
| Level | Amplitude Level |
| Level/Vel | Amplitude Level Velocity Sensitivity |
| LFO Depth | Amplitude Level LFO Depth |
| Level/Key | Amplitude Level Key Follow |
| Drive | Amplitude Saturator Drive |
| Attack | Amplitude EG Attack Time |
| Decay | Amplitude EG Decay Time |
| Sustain | Amplitude EG Sustain Level |
| Release | Amplitude EG Release Time |
| Time/Vel | Amplitude EG Time Velocity Sensitivity |
| Wave | Amplitude LFO Wave |
| Speed | Amplitude LFO Speed |
| Key On Reset | Amplitude LFO Key On Reset |
| Phase | Amplitude LFO Phase |
| Delay | Amplitude LFO Delay Time |
| Fade In | Amplitude LFO Fade In Time |
| Weergegeven naam | Naam van parameter |
|---|---|
| Wave | Oscillator Wave |
| Octave | Oscillator Octave |
| Pitch | Oscillator Pitch |
| Pitch EG Depth | Oscillator Pitch EG Depth |
| Pitch EG Depth/Vel | Oscillator Pitch EG Depth Velocity Sensitivity |
| Pitch LFO Depth | Oscillator Pitch LFO Depth |
| Sync Pitch | Oscillator Self Sync Pitch |
| Sync Pitch/Vel | Oscillator Self Sync Pitch Velocity Sensitivity |
| Sync | Oscillator Self Sync EG Depth |
| Sync | Oscillator Self Sync LFO Depth |
| Pulse Width | Oscillator Pulse Width |
| PulseWidth/Vel | Oscillator Pulse Width Velocity Sensitivity |
| Pulse Width | Oscillator Pulse Width EG Depth |
| Pulse Width | Oscillator Pulse Width LFO Depth |
| Shaper | Oscillator Wave Shaper |
| Shaper/Vel | Oscillator Wave Shaper Velocity Sensitivity |
| Shaper | Oscillator Wave Shaper EG Depth |
| Shaper | Oscillator Wave Shaper LFO Depth |
| FM Level | Oscillator FM Level |
| FM Level/Vel | Oscillator FM Level Velocity Sensitivity |
| Ring Level | Oscillator Ring Level |
| Ring Level/Vel | Oscillator Ring Level Velocity Sensitivity |
| Connect | Oscillator Out Select |
| Invert | Oscillator Out Invert Enable |
| Out Level | Oscillator Out Level |
| Out Level/Vel | Oscillator Out Level Velocity Sensitivity |
| Attack | Oscillator EG Attack Time |
| Decay | Oscillator EG Decay Time |
| Sustain | Oscillator EG Sustain Level |
| Release | Oscillator EG Release Time |
| Wave | Oscillator LFO Wave |
| Speed | Oscillator LFO Speed |
| Key On Reset | Oscillator LFO Key On Reset |
| Phase | Oscillator LFO Phase |
| Delay | Oscillator LFO Delay Time |
| Fade In | Oscillator LFO Fade In Time |
| Weergegeven naam | Naam van parameter |
|---|---|
| Type | Filter Type |
| Cutoff | Filter Cutoff |
| Cutoff/Vel | Filter Cutoff Velocity Sensitivity |
| Filter EG Depth | Filter Cutoff EG Depth |
| Filter EG Depth/Vel | Filter Cutoff EG Depth Velocity Sensitivity |
| Filter LFO Depth | Filter Cutoff LFO Depth |
| Cutoff/Key | Filter Cutoff Key Follow |
| Resonance | Filter Resonance |
| Resonance/Vel | Filter Resonance Velocity Sensitivity |
| Saturator Drive | Filter Saturator Drive |
| Saturator Drive/... | Filter Saturator Drive Velocity Sensitivity |
| Out Level | Filter Out Level |
| Weergegeven naam | Naam van parameter |
|---|---|
| Wave Folder | Modifier Wave Folder |
| Folder/Vel | Modifier Wave Folder Velocity Sensitivity |
| EG Depth | Modifier Wave Folder EG Depth |
| LFO Depth | Modifier Wave Folder LFO Depth |
| Texture | Modifier Wave Folder Texture |
| Type | Modifier Wave Folder Type |
| Attack | Modifier EG Attack Time |
| Decay | Modifier EG Decay Time |
| Sustain | Modifier EG Sustain Level |
| Release | Modifier EG Release Time |
| Time/Vel | Modifier EG Time Velocity Sensitivity |
| Wave | Modifier LFO Wave |
| Speed | Modifier LFO Speed |
| Key On Reset | Modifier LFO Key On Reset |
| Phase | Modifier LFO Phase |
| Delay | Modifier LFO Delay Time |
| Fade In | Modifier LFO Fade In Time |
- [PERFORMANCE] → Smart Morph → Super Knob

Indien ingesteld op On, kunt u de Super Knob gebruiken om het pad op de kaart van begin tot eind te volgen, in plaats van met uw vinger over het touchscreen te bewegen. Instellingen: Off, On
Stelt de positie in van de kleinste Super Knob-waarde op de kaart.
Wanneer de cursor op Start staat, tikt u op de kaart om de waarde van het beginpunt in te stellen.
Stelt de positie in van de grootste Super Knob-waarde op de kaart.
Wanneer de cursor op End staat, tikt u op de kaart om de waarde van het eindpunt in te stellen.
Stelt het aantal verspreide punten (waypoints) in tussen het begin en het einde. Instellingen: 0−6
Stelt de positie op de kaart in.
- [PERFORMANCE] → Smart Morph → Job

Hiermee opent u het Load-scherm.
In het scherm Load kunt u een andere performance selecteren en de Smart Morph-instellingen van die performance importeren naar de huidige performance.
Verwijdert de Smart Morph-instellingen van de geselecteerde performance.
Verwijdert alle partijen 9 tot en met 16 in één keer om deze partijen ongebruikt te maken.
Wanneer partijen 9 tot en met 16 op ongebruikt zijn ingesteld, wordt de SSS ingeschakeld.
Partijen 9 tot en met 16 worden gebruikt voor het maken van een Smart Morphing-kaart.
Wanneer u klaar bent met het aanpassen van de parameters en u de kaart niet meer nodig hebt, kunt u partijen 9 tot en met 16 verwijderen.