[MENU] Trigger (padgevoeligheid)
Uit de meegeleverde instellingen kunt u uw favoriete padgevoeligheid selecteren voor het beste speelgevoel. Deze instelling, genaamd 'Trigger', omvat instellingen voor MIDI-verzending/-ontvangst. Dit product heeft 12 trigger-presets. U kunt deze instellingen bewerken en maximaal 50 gebruikerstriggers opslaan.
Een trigger selecteren
1. Druk op het bovenste scherm van de Menumodus op de knop [>] om naar het Trigger-scherm te gaan.
2. Druk op de knop [ENTER] om naar het scherm te gaan om een trigger te selecteren.
3. Gebruik de knoppen [+] en [-] om een trigger te selecteren.
Triggerlijst
Nr. | Triggernaam (Display) | Omschrijving |
P01 | Normal Tx | Voor alle pads zijn 'VelCurve' en 'ATCurve' ingesteld op 'normaal'. Daarnaast is 'MIDINote' voor alle Pads ingesteld op basis van het GM-drumoverzicht (General MIDI). Deze instellingen zijn bedoeld om een externe toongenerator te bedienen via de MIDI-verzending van dit product. |
P02 | Loud1 Tx | Voor alle pads zijn 'VelCurve' en 'ATCurve' ingesteld op 'Loud1'. Voor alle pads is 'MIDINote' ingesteld op basis van het GM-drumoverzicht (General MIDI). Deze instellingen zijn bedoeld om een externe toongenerator te bedienen via de MIDI-verzending van dit product. |
P03 | Loud2 Tx | Voor alle pads zijn 'VelCurve' en 'ATCurve' ingesteld op 'Loud2'. Voor alle pads is 'MIDINote' ingesteld op basis van het GM-drumoverzicht (General MIDI). Deze instellingen zijn bedoeld om een externe toongenerator te bedienen via de MIDI-verzending van dit product. |
P04 | Hard1 Tx | Voor alle pads zijn 'VelCurve' en 'ATCurve' ingesteld op 'Hard1'. Voor alle pads is 'MIDINote' ingesteld op basis van het GM-drumoverzicht (General MIDI). Deze instellingen zijn bedoeld om een externe toongenerator te bedienen via de MIDI-verzending van dit product. |
P05 | Hard2Tx | Voor alle pads zijn 'VelCurve' en 'ATCurve' ingesteld op 'Hard2'. Voor alle pads is 'MIDINote' ingesteld op basis van het GM-drumoverzicht (General MIDI). Deze instellingen zijn bedoeld om een externe toongenerator te bedienen via de MIDI-verzending van dit product. |
P06 | Fixed Tx | Voor alle pads zijn 'VelFixVal' en 'ATFixVal' ingesteld op '127'. Voor alle pads is 'MIDINote' ingesteld op basis van het GM-drumoverzicht (General MIDI). Deze instellingen zijn bedoeld om een externe toongenerator te bedienen via de MIDI-verzending van dit product. |
P07 | Normal Rx | Voor alle pads zijn 'VelCurve' en 'ATCurve' ingesteld op 'normaal'. Daarnaast is 'MIDINote' voor alle pads zodanig ingesteld dat alle nummers opeenvolgend zijn. Deze instellingen zijn bedoeld om de ingebouwde toongenerator van dit product te bedienen vanaf een extern apparaat via MIDI. |
P08 | Loud1 Rx | Voor alle pads zijn 'VelCurve' en 'ATCurve' ingesteld op 'Loud1'. Voor alle pads is 'MIDINote' zodanig ingesteld dat alle nummers opeenvolgend zijn. Deze instellingen zijn bedoeld om de ingebouwde toongenerator van dit product te bedienen vanaf een extern apparaat via MIDI. |
P09 | Loud2 Rx | Voor alle pads zijn 'VelCurve' en 'ATCurve' ingesteld op 'Loud2'. Voor alle pads is 'MIDINote' zodanig ingesteld dat alle nummers opeenvolgend zijn. Deze instellingen zijn bedoeld om de ingebouwde toongenerator van dit product te bedienen vanaf een extern apparaat via MIDI. |
P10 | Hard1 Rx | Voor alle pads zijn 'VelCurve' en 'ATCurve' ingesteld op 'Hard1'. Voor alle pads is 'MIDINote' zodanig ingesteld dat alle nummers opeenvolgend zijn. Deze instellingen zijn bedoeld om de ingebouwde toongenerator van dit product te bedienen vanaf een extern apparaat via MIDI. |
P11 | Hard2 Rx | Voor alle pads zijn 'VelCurve' en 'ATCurve' ingesteld op 'Hard2'. Voor alle pads is 'MIDINote' zodanig ingesteld dat alle nummers opeenvolgend zijn. Deze instellingen zijn bedoeld om de ingebouwde toongenerator van dit product te bedienen vanaf een extern apparaat via MIDI. |
P12 | Fixed Rx | Voor alle pads zijn 'VelFixVal' en 'ATFixVal' ingesteld op '127'. Voor alle pads is 'MIDINote' zodanig ingesteld dat alle nummers opeenvolgend zijn. Deze instellingen zijn bedoeld om de ingebouwde toongenerator van dit product te bedienen vanaf een extern apparaat via MIDI. |
Als u deze items nauwkeurig wilt aanpassen, kunt u ze voor elke pad bewerken. Bewerkte instellingen kunnen worden opgeslagen als gebruikerstriggers. Zie deze pagina voor details.
Basisprocedure (van bewerken tot opslaan van een trigger)
1. Gebruik de knoppen [+] en [-] om een trigger te selecteren.
2. Gebruik de knoppen [<] en [>] om een item te selecteren, en sla vervolgens op de pad waarvan u de instellingen wilt wijzigen.
3. Druk op de knop [<] om terug te keren naar het scherm voor het selecteren van een trigger en druk vervolgens op de knop [ENTER] om naar het scherm gaan voor het opslaan van een gebruikerstrigger.
4. Gebruik de knoppen [+] en [-] om het triggernummer (U01–U50) te selecteren dat de opslagbestemming is.
5. Druk op de knop [ENTER] om het bewerkingsscherm voor de triggernaam weer te geven. De cursor verschijnt aan de linkerkant van de triggernaam.
6. Bewerk de triggernaam.
7. Nadat u de triggernaam hebt bewerkt, drukt u op de knop [ENTER] om het bevestigingsscherm weer te geven voordat u opslaat.
8. Druk nogmaals op de knop [ENTER] om de gebruikerstrigger op te slaan.
OPMERKING
• Gebruikerstriggers (U01–U50) kunnen worden opgeslagen in de hoofdmap van een USB-flashstation. Zie de paragraaf over [MENU]→File voor meer informatie.
• De bewerkte status van de momenteel geselecteerde trigger blijft behouden wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld, zelfs als deze niet als gebruikerstrigger is opgeslagen. Zie deze pagina voor meer informatie over welke items hun instellingen behouden, zelfs als de stroom wordt uitgeschakeld.
Aan MIDI gerelateerde instellingen
Deze uitgebreide uitleg komt overeen met Stap 2 van de 'Basisprocedure'.
U kunt instellingen configureren die verband houden met MIDI-berichten die worden verzonden of ontvangen wanneer een pad wordt bediend. Standaardwaarden zijn uniek voor elke trigger.
Item (Display) | Omschrijving | Instelbereik |
MIDICh | Afkorting voor 'MIDI-kanaal'. Stelt het MIDI-kanaal in voor MIDI-berichten die worden verzonden of ontvangen wanneer de betreffende pad wordt gebruikt. | 1–16 |
Afkorting voor 'MIDI-nootnummer'. Stelt het MIDI-nootnummer in voor MIDI-berichten die worden verzonden of ontvangen wanneer de betreffende pad wordt gebruikt. | 1 (C#-2)–127 (G8) | |
MIDIRcvPad | Afkorting voor 'MIDI-ontvangstpad'. Stelt in of wordt aangenomen dat de betreffende pad gebruikt is (On) of niet (Off) wanneer een MIDI-bericht met het MIDI-nootnummer en het MIDI-kanaal van die pad wordt ontvangen. | Off, On |
Instellingen voor Noot aan/Aftertouch
Deze uitgebreide uitleg komt overeen met Stap 2 van de 'Basisprocedure'. Standaardwaarden zijn uniek voor elke trigger.
Item (Display) | Omschrijving | Instelbereik |
Afkorting voor 'A/D-versterking'. Selecteert 'On' of 'Off' voor nootuitvoer van de betreffende pad. | 0–127 |
Aan Noot aan gerelateerde instellingen
Deze uitgebreide uitleg komt overeen met Stap 2 van de 'Basisprocedure'.
U kunt instellingen configureren die gerelateerd zijn aan Noot aan-berichten wanneer een pad wordt gebruikt. Standaardwaarden zijn uniek voor elke trigger.
Item (Display) | Omschrijving | Instelbereik |
Afkorting voor 'Noot-uitvoer'. Selecteert 'On' of 'Off' voor nootuitvoer van de betreffende pad. | Off, On | |
Afkorting voor 'Waarde voor vaste aanslagsterkte'. Hier stelt u de MIDI-aanslagsterkte in die wordt verzonden wanneer er op de betreffende pad wordt geslagen. Wanneer deze is ingesteld op een waarde tussen 1 en 127, wordt de geselecteerde waarde verzonden als de MIDI-aanslagsterkte voor de betreffende pad, ongeacht hoe hard er op de pad wordt geslagen. Als deze op Off staat, wordt de MIDI-snelheid bepaald op basis van hoe hard op de pad wordt geslagen. De relatie tussen hoe hard op de pad wordt geslagen en de MIDI-aanslagsterkte wordt bepaald door 'VelCurve' (het volgende item). | Off, 1–127 | |
Afkorting voor 'Aanslagcurve'. Selecteer een Aanslagcurve voor de betreffende pad. | Loud2, Loud1, Normal, Hard1, Hard2, Fix1–5, Spline11–15, Spline21–25, Offset1–5 | |
Afkorting voor 'Aanslagminimum'. Stelt de ondergrens in van de MIDI-aanslag voor de betreffende pad. Hoe zacht ook op de pad wordt geslagen, de gegenereerde MIDI-aanslag komt niet onder deze waarde. | 1–127 | |
Afkorting voor 'Aanslagmaximum'. Stelt de bovengrens in van de MIDI-aanslag voor de betreffende pad. Hoe hard ook op de pad wordt geslagen, de gegenereerde MIDI-aanslag komt niet boven deze waarde. | 1–127 |
Aan Aftertouch gerelateerde instellingen
Deze uitgebreide uitleg komt overeen met Stap 2 van de 'Basisprocedure'.
U kunt instellingen configureren die gerelateerd zijn aan Aftertouch wanneer een pad wordt gebruikt. Standaardwaarden zijn uniek voor elke trigger.
Item (Display) | Omschrijving | Instelbereik |
Afkorting voor 'Aftertouch-uitvoer'. Selecteert 'On' of 'Off' voor Aftertouch van de betreffende pad. | Off, On | |
ATType | Afkorting voor 'Aftertouch-type'. Selecteer of 'kanaal' of 'polyfoon' wordt verzonden als een MIDI-aftertouchbericht voor de betreffende pad. | Channel, Poly |
ATPriority | Afkorting voor 'Aftertouch-prioriteit'. Selecteer of het MIDI-nootbericht voor de betreffende pad wordt uitgevoerd (Low) of niet (High) terwijl de aftertouch van die pad wordt uitgevoerd. | Low, High |
Afkorting voor 'Vaste waarde Aftertouch'. Stelt de aftertouchsterkte in voor de betreffende pad. Wanneer deze is ingesteld op een waarde tussen 1 en 127, wordt de geselecteerde waarde verzonden als de aftertouch voor de betreffende pad, ongeacht hoe hard er verder op de pad wordt gedrukt. Als deze op Off staat, wordt de aftertouch bepaald op basis van hoe hard de pad verder wordt ingedrukt. De relatie tussen hoe hard op de pad wordt gedrukt en de aftertouch wordt bepaald door 'ATCurve' (het volgende item). | Off, 1–127 | |
Afkorting voor 'Aftertouch-curve'. Selecteer een Aftertouch-curve voor de betreffende pad. | Loud2, Loud1, Normal, Hard1, Hard2, Fix1–5, Spline11–15, Spline21–25, Offset1–5 | |
ATMin | Afkorting voor 'Aftertouchminimum'. Stelt de ondergrens in van de Aftertouch voor de betreffende pad. Hoe zacht de pad verder ook wordt ingedrukt, de gegenereerde Aftertouch komt niet onder deze waarde. | 1–127 |
Afkorting voor 'Aftertouchmaximum'. Stelt de bovengrens in van de Aftertouch voor de betreffende pad. Hoe hard de pad verder ook wordt ingedrukt, de gegenereerde Aftertouch komt niet boven deze waarde. | 1–127 |