10. Effecten
10.1 Configuratie van effecten
10.1.1 Trackeffecten
Trackeffecten worden per track ingesteld. Trackeffectparameters worden voor elk geluid opgenomen. Daarom zullen ze veranderen als er een ander geluid wordt geselecteerd.
Trackeffecten worden in de onderstaande volgorde aangesloten.
1. SINGLE EFFECT
Als de [MASTER/SINGLE]-schakelaar is ingesteld op SINGLE, kunt u de [FX]-knop gebruiken om het type te wijzigen en de aanraakschuifregelaars om de parameters aan te passen.
2. LP-HP-FILTER
Met de knoppen kunt u het LPF (laagdoorlaatfilter) of HPF (hoogdoorlaatfilter) regelen. Gebruik Sound Design knop 3 en knop 4 op Sound Design Pagina 2 om de parameters aan te passen.
3. 2-BAND EQ
Deze equalizer wordt gebruikt om het geluid in twee frequentiebereiken, zoals laag en hoog, te corrigeren. Gebruik Sound Design knop 3 en knop 4 op Sound Design Pagina 3 om de parameters aan te passen.
10.1.2 Effecten verzenden
Zendeffecten worden door alle tracks gedeeld. U kunt SEND LEVEL voor elke track instellen, en RETURN LEVEL voor alle tracks. Twee zendeffecten, DELAY en REVERB, zijn parallel geschakeld na de trackeffecten.
1. DELAY
Een effect (of apparaat) dat een geluidssignaal vertraagt om ruimtelijke of ritmische effecten te genereren.
In de Mixer-modus kunt u het type vertraging wijzigen en de parameters aanpassen.
SEND LEVEL kan worden aangepast door aan Sound Design-knop 2 op Sound Design-pagina 3 te draaien, of door in Mixer-modus op Sound Design-knop 4 te drukken en aan elke Track-knop te draaien.
2. REVERB
Dit effect creëert op kunstmatige wijze complexe galm om de sfeer van verschillende soorten ruimtes waarin het geluid wordt gespeeld te reproduceren. Het kan een natuurlijke ambiance aan hetgeluid verlenen en ruimte en diepte creëren.
In de Mixer-modus kunt u het type reverb wijzigen en de parameters aanpassen.
SEND LEVEL kan worden aangepast door aan Sound Design-knop 1 op Sound Design-pagina 3 te draaien, of door in Mixer-modus op Sound Design-knop 3 te drukken en aan elke Track-knop te draaien.
10.1.3 Mastereffecten
Mastereffecten worden toegepast op het algehele geluid in de laatste fase van de audio-uitvoer. Ze worden verbonden in de onderstaande volgorde.
De HIGH PASS- en REPEATER-effecten zijn voornamelijk bedoeld voor gebruik tijdens optredens. Bij het aanpassen van parameters wordt het effect uitgeschakeld als u uw vinger van de schuifregelaar haalt.
1. MASTER
Als de [MASTER/SINGLE]-schakelaar is ingesteld op MASTER, kunt u de [FX]-knop gebruiken om het type te wijzigen en de aanraakschuifregelaars om de parameters aan te passen.
2. HIGH PASS
Gebruik de [HIGH PASS]-aanraakschuifregelaar om de parameters aan te passen. De standaardinstelling is een hoogdoorlaatfilter. U kunt de SEQTRAK-app gebruiken om het effecttype te wijzigen.
3. REPEATER
Gebruik de [REPEATER]-aanraakschuifregelaar om de parameters aan te passen. De standaardinstelling is BEAT REPEAT, waarbij het invoergeluid wordt herhaald. U kunt de SEQTRAK-app gebruiken om het effecttype te wijzigen.
4. COMPRESSOR
Dit effect comprimeert luide stemmen en laat zachte stemmen harder klinken om een dynamischer, consistenter en krachtiger geluid te creëren. U kunt de SEQTRAK-app gebruiken om het effecttype te wijzigen en de parameters aan te passen.
5. 5-BAND EQ
Met deze equalizer wordt het geluid in vijf frequentiebereiken gecorrigeerd, van laag tot hoog. U kunt de SEQTRAK-app gebruiken om de parameters aan te passen.
10.2 Effecten wijzigen en aanpassen
10.2.1 Omschakelen van het te besturen effect
U kunt de [MASTER/SINGLE]-schakelaar gebruiken om te schakelen tussen de te besturen effecten. MASTER is voor effecten die op alle tracks worden toegepast, terwijl SINGLE voor effecten is die alleen op de momenteel geselecteerde track worden toegepast.
10.2.2 Het type effect wijzigen
Draai aan de [FX]-knop om het type effect op de geselecteerde track te wijzigen. Als de [MASTER/SINGLE]-schakelaar op MASTER staat, kunt u het mastereffect wijzigen. Als deze is ingesteld op SINGLE, kunt u het type effect op de geselecteerde track wijzigen.
Effecten zijn gegroepeerd in acht categorieën, met acht voorinstellingen per categorie. De momenteel geselecteerde effectcategorie wordt weergegeven in de index, en het voorinstellingsnummer wordt weergegeven in de Global Meter. Zie "17.4 MASTER EFFECT-voorinstellingen" en "17.5 SINGLE EFFECT-voorinstellingen" voor de lijsten met voorinstellingen.
10.2.3 Effectparameters aanpassen
Schuif de [FX LEVEL]/[HIGH PASS]/[REPEATER]-regelaars om de effectparameters aan te passen. Elke aanraakschuifregelaar heeft verschillende effectparameters voor aanpassing die aan elke pagina zijn toegewezen. Druk op de FX Page-knop om tussen effectpagina's te schakelen.
10.2.4 Effectparameters als MASTER is geselecteerd
Pagina | Aanraakschuifregelaar | Parameter |
1 | FX LEVEL | MASTER EFFECT PARAMETER 1 |
HIGH PASS | HIGH PASS FILTER CUTOFF | |
REPEATER | BEAT REPEAT LENGTH | |
2 | FX LEVEL | MASTER EFFECT PARAMETER 1 |
HIGH PASS | MASTER EFFECT PARAMETER 2 | |
REPEATER | MASTER EFFECT PARAMETER 3 |
10.2.5 Effectparameters als SINGLE is geselecteerd
Pagina | Aanraakschuifregelaar | Parameter |
1 | FX LEVEL | SINGLE EFFECT PARAMETER 1 |
HIGH PASS | HIGH PASS FILTER CUTOFF | |
REPEATER | BEAT REPEAT LENGTH | |
2 | FX LEVEL | SINGLE EFFECT PARAMETER 1 |
HIGH PASS | SINGLE EFFECT PARAMETER 2 | |
REPEATER | SINGLE EFFECT PARAMETER 3 |
10.2.6 Voorbeeld: Parameters als MASTER is geselecteerd en voorinstelling nr. 1 [LPF - NO RESONANCE] van FILTER is geselecteerd
Pagina | Aanraakschuifregelaar | Parameter |
1 | FX LEVEL | CUTOFF |
HIGH PASS | HIGH PASS FILTER CUTOFF | |
REPEATER | BEAT REPEAT LENGTH | |
2 | FX LEVEL | CUTOFF |
HIGH PASS | RESONANTIE | |
REPEATER | OUTPUT LEVEL |
OPMERKING
・ Zie "17.4 MASTER EFFECT-voorinstellingen" en "17.5 SINGLE EFFECT-voorinstellingen" voor een lijst met voorinstellingen.
10.3 Het niveau van effectparameters minimaliseren (CLEAR FX)
Druk op de knop [CLEAR FX] om het niveau van de momenteel geselecteerde effectparameter te minimaliseren.